Tussen de directe belijdenislyriek en het verbeeldende proza in staan de evenzeer autobiografische epische gedichten van Van de Woestijne, gebundeld in Interludiën I (1912) en Interludiën II (1914) en Zon in den rug (1924).
Ook hier gaat het om zelfprojecties van de dichter, waarin voornamelijk wordt teruggegrepen op thematiek uit de klassieke oudheid (onder meer het verhaal van Orpheus in ‘De terug-tocht’).
Het genre van het lange verhalende gedicht of het epische fragment was populair bij de Nederlandse Tachtigers (Willem Kloos en Albert Verwey), die zelf hun inspiratie vonden bij de grote Engelse romantische dichters (onder meer P.B. Shelley). Van de Woestijne speelt hier een belangrijke rol in de doorwerking van de Griekse mythologie.