Kies je taal:

Het verdriet van België


1983, proza

Bron

Hugo Claus,  Het verdriet van België. De Bezige Bij, Amsterdam, 2018 (p. 334-337).

Toen de Duitse cohorten in marspas door de Leiestraat en op de Grote Markt voorbijkwamen vond Louis met moeite zijn eerste opwinding terug, dit mengsel van vrees en verrukking dat hem vervulde toen zij, allen van dezelfde leeftijd, allen met hetzelfde bronzen gezicht (jongens eigenlijk, iets ouder dan hij), de stad Walle binnentrokken 'als door de boter', zei Tetje. Nu leken het gedresseerde mannen, voor de goede zaak in uniform gehesen. De aanslag en de overval op België waren achter de rug. Omdat er geen vijand tegenover hen stond was hun katachtige woeste springensklare drift uitgeblust. Hij voelde zich vaag bedrogen door deze gewone mannen in Feldgrau. Alsof zij toen, in die zinderende meidagen vol schroot en kreten, een loze entree hadden gemaakt in een operette, met majoretten in doodshoofdpetten. Nu waren de doodshoofdengelen in de sneeuw en het ijs ingezet, om de Tartaarse moezjiks, die opgehitst werden door goddeloze volkscommissarissen, uit te roeien.

In de met middeleeuwse spijkers beslagen eikenhouten poort van het stadhuis waarboven een Leeuwenvlag en twee hakenkruisvlaggen hingen was een deurtje uitgesneden.

Nu of nooit. Nu.

Louis trok het deurtje open en vond op de binnenplaats het paneel met de Sol-rune, zege en zon, met de gotische letters Nationaal Socialistische Jeugd Vlaanderen. Hij betrad de door monniken, krijgers en magistraten sinds eeuwen afgesleten blauwgranieten treden, in de richting van het geluid dat als de onregelmatige echo van zijn bonzend hart weerklonk, men sloeg met vuisten tegen een gecapitonneerde wand.

Een sproetige jongen in een groen hemd met zwarte stropdas zat aan een tafeltje met tijdschriften en folders onder het portret van de Führer in zijn ijzeren harnas. Hij zei 'Heil Vlaanderen!' – 'Heil Vlaanderen,' zei Louis en dan de zin die hij de laatste dagen voor de spiegel had gerepeteerd: 'Seynaeve, Louis, komt zich melden bij de nsjv.' De jongen kruiste zijn harige armen, monsterde de rekruut, kwam overeind, trok de pijpen van zijn korte broek naar omlaag en verdween. Op het tafeltje lagen: 'Zingende Vendels', 'Kamp om Volkse Waarden', 'De Dietse Toekomst'. Ik heb de stap gedaan, de eerste. Zonder hulp of voorspraak of raadpleging van iemand. Als dat geen overtuiging is.

'Maar het is niet wáár! Maar kijk eens wie we daar hebben!' Een joviale, zwaargebouwde jongeman in zwarte rijbroek met laarzen en kakivest wiens volblond gezicht Louis bekend voorkwam, waarschijnlijk omdat hij op Carl Raddatz in Stukas leek, kwam dichterbij. Het was de jongeman die Louis af en toe zag op weg naar school, in een lichtgrijs driedelig pak in de schoenenwinkel Genevoix van de Onze Lieve Vrouwestraat.

'Genevoix. Schaarleider. Gij zijt toch de jongste van de drukker Seynaeve?'

'Ik ben enig kind.'

'Is het uw grootvader die u stuurt?'

'Nee. Ik kom mij aanmelden, Schaarleider.'

'En uw grootvader...'

'Die heeft hier niks mee te zien,' zei Louis snibbig. (Meteen mijn positie bepalen.) De toon beviel de sproetenjongen niet. Een Hottentot.

'Hoe heet ge?'

'Seynaeve Louis.' (Ik heb me toch al reglementair gemeld!)

'Wel godverdomme.' De leider sloeg zijn handen in zijn lenden, ging wijdbeens staan, niet ongelijk aan Mussolini in het filmjournaal en raakte met gestrekte vuist Louis' maagstreek in een vertraagde hoekslag. Het deed geen pijn, de jongeman had zijn slag afgeremd.

'Direct, direct de buikspieren spannen, direct als ge mijn hand ziet vertrekken.'

'Ik zag haar niet.'

'Allicht niet,' zei Genevoix.

In een stoffig zaaltje met Romaanse bogen dat Louis van ansichtkaarten herkende, zaten vijf jongens in turnkledij schrijlings op de grond en duwden hun gezicht in hun kruis, handen in de nek. Blazend telden ze hardop, zij waren tot drieëntwintig gekomen, één van hen kon het tempo moeilijk bijhouden, hij heette Haegedoorn en zat in de Vierde Latijnse, hij haalde de vijftig niet, bleef amechtig, verdwaasd zitten.

Genevoix stelde Louis voor. Twee van de jongens trachtten zijn hand te vermorzelen, Haegedoorn zei: 'Seynaeve, wie had dat gedacht?' Toen moesten ze gehurkt zitten en luisteren naar de Schaarleider die – waarschijnlijk een ijzeren programma afwerkend want hij keek aldoor op zijn polshorloge – een lezing gaf over runen, tekens waarvan wij door ons achterlijk opvoedingssysteem nooit de grandioze betekenis hebben leren kennen. Het was vreemd dat een Schaarleider dit nog moest uitleggen. Een kind wist toch dat runen, van het gotisch runa (wat betekent: 'verloren dingen'), door de Scandinaviërs gebruikt werden om bij hun God te geraken. De Schaarleider noemde het: 'het schrift om bij het Centrum van hun Wezen te geraken.' Zo kon je 't ook formuleren. De Schaarleider consulteerde af en toe een grauw boekje en zei dat Odin, vanaf de berg, waar hij leefde tussen doodsstrijd en wedergeboorte, sprak: 'Ik heb de runen geheven, de twijgen waarin de tekens van het Noodlot geschreven staan. Verstanden, Bosmans?'

Bosmans, een tengere, armoedig ogende jongen, ongetwijfeld uit de Toontjesstraat, knikte verschrikt.

'Vertel het dan op uw toer. Hoe zult ge het, als ge Stormer geworden zijt, doorgeven aan de Knapen? Begin maar, bij Seynaeve.'

Bosmans keek Louis aan met een hatelijke ratachtige blik. 'Die Odin heeft twee raven en die vertellen hem van alles, een paard met acht voeten en twee wolven, hij heeft maar één oog en meestal ziet ge zijn aangezicht niet dat hij wegsteekt onder een brede hoed.'

'Bosmans, wij zijn hier niet om te lachen. Het ging over runen!' brulde de Schaarleider. 'Verstanden?'

'Ah, ja. Wel, die Odin kent de runen.'

'Allicht!'

'Omdat hij negen dagen aan een boom gehangen heeft zonder eten of drinken.'

'En gekwetst door een speer,' zei Haegedoorn.

'Over de runen, Haegedoorn!'

'Die Odin,' zei Bosmans, lam, 'heeft de runen geslagen, eh, van de tekens, eh, van het Noodlot, eh, in de wortels.'

'Wortels,' zei de Schaarleider, 'Bosmans, is de mens een groente?'

Men lachte. Louis ook. Genevoix, de leider, was een kameraad. Hij zuchtte.

'Gaan we wat schermen, Schaarleider?' vroeg een van de potige jongens.

'Mansveld, eerst komt de theorie. En daarbij, ik ben het die hier orders geeft!'

'Jawel, Schaarleider.'