Kies je taal:
Delphine Lecompte Koen Broos

Delphine Lecompte over 'Eiland der Ziel' in De Standaard der Letteren

Deze brief van Delphine Lecompte aan Gerrit Achterberg, naar aanleiding van zijn bundel Eiland der ziel (1939), verscheen zaterdag 22 augustus in De Standaard der Letteren: 'De vrouwen hebben sterke borsten en de mannen hebben een donker hart'.

Lieve Gerrit Achterberg,

Toen ik negen was werd ik ontvoerd door mijn moeder. Voordien leefde ik als een kleine pyromane vrijbuiter in de duinen van De Panne. Af en toe ging ik naar het huis van mijn grootouders (de ouders van mijn moeder) om een slok tafelbier en enkele driftige happen koude rosbief.

Ik had het goed in De Panne: ik was bevriend met een verarmde en vereenzaamde Russische gravin die mijn kousen stopte en die mij Gogol voorlas. Mijn grootvader sneerde en beweerde dat ze slechts de weduwe van een bipolaire visser was, maar dat vond ik haast nog poëtischer dan het verarmde en vereenzaamde gravinnenschap.

Terug naar mijn moeder: spartelend werd ik naar een sinister kraakpand in Gent gebracht. Mijn moeder had de krakers weggejaagd, en de nieuwe bewoners waren nu: zij en ik, en mijn derde stiefvader die 's nachts in de voorraadkamer rijstwafels met honing op zijn torso kleefde en die overdag liefdesbrieven schreef aan een Montenegrijnse messenslijper van wie hij twee decennia geleden een glimp had opgevangen in een stoffenwinkel in zijn geboortedorp. De stoffenwinkel heette Cleopatra.

Met andere woorden: het was een huis

vol ellende, angst, geheimen, dreigementen, dromen en onvervulde verlangens.

Op een dag kwam de zus van mijn derde stiefvader op bezoek. Zij was een ex-schoonheidskoningin. Ze was exotisch, schril, gul, klaterend, vulgair, warm, tragisch, ontwapenend... Zij werd mijn nieuwe vereenzaamde gravin/vissersweduwe, maar ze was te wereldvreemd en te glamoureus om mijn kousen te stoppen, en ze was te wild en te nerveus om me Gogol voor te lezen.

Ze gaf me mijn eerste dagboek, maar het dagboek was niet leeg; de linkerpagina was voor mijn zielenroerselen bedoeld, maar op elke rechterpagina stond een 'klassiek' gedicht afgedrukt.

Ik las uw 'Glas' ('Ik ben van zoveel glas dat elke harde stem een steen is en een barst') en ik voelde een groot gevoel van aanvaarding en extase: hier was iemand broos en delicaat als ik, maar ook slim en listig en veerkrachtig genoeg om de steen op te vangen en glad te maken; om van de hoon van de anderen een parel te maken.

Ik heb toen al uw bundels gelezen en ik hield van de vele spiegels en de schemer. Ook uw biografie heb ik verslonden en ik heb uw leven grotendeels gekopieerd; net als u schrijf ik als een bezetene, en net als u heb ik vele jaren doorgebracht in barse schrikwekkende gekkenhuizen.

Mijn amoureus leven loopt evenmin van een leien dakje. En ik heb gewelddadige neigingen, maar gelukkig heb ik geen pistool. Ik heb zelfs geen harpoen en de assegaai en de kruisboog komen enkel in mijn gedichten voor.

Prachtig aan Eiland der ziel vind ik uw straffe heldere veroordeling van de psychiatrie: psychiaters zijn honden die hun patiënten wreed ontleden omdat ze toch iets moeten doen om hun golfsticks en opiumgebruik te kunnen veroorloven (of: lippizaners en cocaïne, of: weimaraners en ketamine).

In uw gedicht 'Beumer en Co' windt u er geen doekjes om: de psychiaters peuteren 'huisgeheimen' bloot en 'De vloeren schamen zich dood.' Gelukkig is er soelaas in de vorm van God: 'de liefde is uit God.'

God heb ik niet gevonden dankzij u; de boeman van de duinen maakte mij attent op zijn heilzame bestaan. Maar ik ben hem wel aardiger en toegankelijker beginnen te vinden dankzij u.

U bent de enige dichter die ik zonder ergernis herlees. De enige dichter die ik aan mijn barbaarse vrienden durf aan te bevelen.

Met mijn moeder heb ik ondertussen een uitstekende relatie; ze dweept met u. Mijn zesde stiefvader is een lankmoedige roodharige ex-fagottist. Wanneer hij drinkt, ontsteekt hij in een razernij tegen klavecimbels en zeventiende-eeuwse snaarinstrumenten. Ik hou van irrationeel kwade mensen, vooral wanneer hun kwaadheid levenloze objecten betreft. Al zal het in sommige kringen wellicht blasfemie heten om een klavecimbel als levenloos te omschrijven.

Mijn moeder wordt oud, maar ze is nog steeds sluw en geestig en sensueel. Ik wil niet dat ze oud wordt; ik wil dat ze nog steeds mijn kleine spartelende lijfje in een kofferbak kan gooien en me kan dwingen om ergens anders dan in de duinen van De Panne te aarden.

Maar laten we eerlijk zijn: het is me nooit gelukt om ergens anders te aarden dan in de duinen van De Panne.

Promiscuïteit, rum, kleptomanie, voodoo, hanengevechten, alpacafokkerijen en psychiatrische instellingen kwamen voorbij.

Ik ben zo vaak corrupt geweest dat ik niet meer weet hoe ik over de liefde moet schrijven.

Mijn huidige relatie met de voormalige vrachtwagenchauffeur is wanhopig en stormachtig: twee wrakken op het vliegend tapijt van een mistroostig pretpark in Bulgarije.

Ik schrijf elke dag gedichten en ik prop ze vol, ze zitten vol: op hol geslagen waarzegautomaten, harde masturbatietaferelen met citroentaarten en diepvrieskreeften, brandstichtingen, groteske verstikkingsaccidenten in marsepeinen leeuwentemmers... Necrofiele tegelleggers, verdorven sponzenverkopers en incestueuze imkers zwaaien de plak, er is de ongezonde obsessie met de bedeesde zeepzieder en er zijn de pijnlijke contacten met norse lamaverzorgers, melancholische baggeraars, macabere zeefdrukkers en mystieke chrysantenkwekers.

Dat mijn gedichten barok en wanstaltig zijn vind ik oké. Zolang ik maar af en toe mag uitrusten op uw eiland, uw ziel.

Liefs,

Delphine

Delphine Lecompte (42) is dichter.