Alma Mathijsen over Mariken Van Nieumeghen
De Nederlandse auteur Alma Mathijsen schreef op ons verzoek een tekst over een canonwerk. Ze koos voor Mariken Van Nieumeghen.
Mijn docent Nederlands tuurde afkeurend naar de lijst van boeken die ik had uitgekozen.
‘Zelfs het oudste boek is nog maar vijftien jaar geleden gepubliceerd. Kom maar terug als er een klassieker tussen staat.’
Zonder iets te zeggen griste ik het papier van zijn bureau, zo mochten wij met docenten omgaan, ik zat immers op een Montessori school, en stiefelde vermoeid naar de bibliotheek.
‘Minimaal een eeuw oud,’ riep hij me na, ‘liefst nog ouder!’
Ik was een typische puber met een gezonde weerzin in lezen. De bibliotheek rook muf. Voorbij de moderne literatuur, sloeg ik af naar de middeleeuwen. Mijn docent Nederland wilde oud, dan zou hij het krijgen ook. Ik moest mijn adem haast inhouden. Of het een verrotte mandarijn was, of dat het de leren kaften van verouderde boeken waren, kon ik niet onderscheiden. Een ding was zeker: hier kwamen geen andere leerlingen meer. Ik stak mijn hand uit naar het dunste boek dat ik kon zien: Mariken van Nieumeghen. In mijn handen hield ik een bruin omslag waarop een man met duivelshoorn en een meisje waren afgebeeld.
De ware en zeer wonderlijke geschiedenis van Mariken van Nieumeghen, die meer dan zeven jaar met de duivel samenleefde.
Een verhaal over de duivel, iets trok me. Tussen de boeken die al heel lang niet meer aangeraakt waren, las ik de eerste pagina’s.
Mariken wordt door haar oom om een boodschap gestuurd naar de grote stad. Daar zou ze overnachten bij haar tante, maar die verwijt haar een slettebak te zijn en stuurt haar al scheldend weg. Het verhaal staat bol van de heerlijkste grofheden, daar hield ik van:
Ey, dobbel velleken,
Al en doch die waerhaeyt niet gheseyt,
Ghy hebt menichen rey ghereyt,
Dear die pijper geen vijf groote en wan.
Ende al gaetmen langhe af en ende an,
Tes al maecht tot dat den buyck op rijst.
Ah, schijnheilige slet. Al mag de waarheid niet gezegd worden, jij hebt menig dansje gemaakt waar de speelman geen cent aan verdiende. En al gaat men nog zo lang op en neer, iedereen is maagd totdat de buik dik wordt.
Willem Wilmink maakte een vertaling op rijm en hij gaat nog wat verder:
Ach, lekkere hangtiet,
Al durf je dan de waarheid niet aan,
jouw benen zijn vaak uit elkaar gegaan
om te genieten van iemand z’n fluit.
Maar al gaan er nog zoveel in en weer uit,
Elke meid noemt zich maagd tot haar buik opzwelt.
Ik kreeg al zin om voor een boodschap naar de grote stad te worden gestuurd, om daar te gaan bekvechten met een tante die krankjorum is geworden. Waarom moest ik vijf eeuwen terug in de tijd om zulke recht toe recht aan verwijten te vinden? Ik leefde op van het taalgebruik dat heel poëtisch was en tegelijk zo vuil mocht zijn. Ik las door tot mijn rug er krom van stond. Al snel realiseerde ik me dat ‘met de duivel samenleefde’ betekende dat ze seks met de duivel had. Iets wat in de vertaalde versie die ik op de middelbare school las, kuiser is opgeschreven dan in het Middelnederlands.
Mariken, zo realiseerde ik me, is eigenlijk slachtoffer van een mannenwereld, een intelligent meisje dat graag dezelfde kennis wil hebben als mannen. Maar dat was in de middeleeuwen nu eenmaal niet toegestaan. Als haar tante haar beledigt en in de nacht godverlaten alleen op straat stuurt is ze zo wanhopig dat ze schreeuwt om hulp:
God of die duvel, tes mi alleleens
Daar maakt de duivel listig gebruik van door haar een pact aan te bieden: als zij haar ziel aan hem afstaat, ruilt hij die om voor kennis. Nu kan ze net als mannen wetenschap beoefenen. De duivel neemt haar mee naar Antwerpen waar hij haar geometrie, grammatica, rekenkunde, astronomie, logica, muziek en retorica leert. De stamgasten in het café waar de duivel haar mee naar toe neemt, geloven er niks van. Mariken laat graag zien wat ze allemaal in haar mars heeft. Ze realiseert zich dat ze helemaal in de macht van de duivel is gekomen, en dat betekent in de middeleeuwen dat ze een heks is geworden.
‘We gaan dicht.’
Geschrokken trok ik mijn ogen van het papier. De bibliothecaresse keek me verveeld aan vanachter haar leesbril. Ik vluchtte de bibliotheek uit met het boek onder mijn arm. Het was daar dat ik verliefd raakte op het verhaal. Mariken van Nieumeghen is de bekendste heks uit de Nederlandse literatuur. Haar pact met de duivel maakte me haast jaloers. Ik wilde ook net als zij heel veel weten, het liefste zonder daar veel moeite voor te doen, ik wilde net als zij in een vol café gedichten voordragen, liefst van eigen hand. Ik wilde net als zij avonturen beleven of ze zelfs veroorzaken. Ik wilde ook een maatschappij waarin mannen en vrouwen evenveel mogelijkheden hebben.
Het einde van het verhaal beviel me minder. Mariken komt namelijk tot bezinning, nadat ze een toneelstuk ziet over God die zijn zondaars vergeving schenkt. Dat wil ze ook. Als de duivel dat ziet klauwt hij haar in zijn armen, vliegt de lucht in en laat haar van grote hoogte te pletter vallen. Ik kreeg kippenvel toen ik dit las, en eigenlijk begreep ik haar wens om vergeving toen wel. Ze gaat met haar oom naar de paus in Rome die drie ringen om haar nek en armen laat smeden, haar beveelt in een klooster te gaan en te bidden. Als God haar haar hekserij vergeven heeft, zullen die ringen afvallen. En dat gebeurt dan ook, na vele jaren bidden.
Mijn leraar Nederlands gaf me een klein geschenk met zijn bevel naar het verleden te gaan. Ik zie Mariken nu als een vrouw die naar emancipatie streeft, als gevolg van de mannenmaatschappij waarin ze leeft. Maar dat komt haar duur te staan. Ik zou haar vrolijke Antwerpse tijd aan elke vrouw gunnen maar dan zonder die afloop in het klooster. En jammer genoeg lees ik niet, niet in de vertalingen, en niet in het origineel, hoe het eigenlijk is om seks met een duivel te hebben.
Alma Mathijsen is een schrijver
© foto Stephan Vanfleteren