De zedenroman is een dominant genre in de Vlaamse literatuur van de negentiende eeuw. Het laat de schrijver toe volop zijn of haar maatschappelijke, didactische en morele zending te realiseren.
De zedenroman verbeeldt de typische zeden en gebruiken van de burgerlijke maatschappij en legt er de gebreken van bloot, eventueel in de vorm van sociale kritiek. Het verhaal is zo opgebouwd dat het kwade uiteindelijk wordt gestraft en de lezer gaandeweg het perspectief krijgt op het goede en ideale in de menselijke natuur.
Tussen 1841 en 1844 schreef Conscience drie teksten in die zin, Wat eene moeder lyden kan, Hoe men schilder wordt en Siska van Roosemael, die als modellen hebben gefungeerd. Ze kenden veel navolging in Vlaanderen tot ver in de negentiende eeuw.