Oostakker is een dorp nabij Gent, waar Claus’ ouders woonden van augustus 1952 tot februari 1953.
Het dorp, dat op de grens met de Gentse haven ligt en in die tijd voornamelijk een agrarische gemeente was, werd vooral bekend als bedevaartsoord vanaf het moment dat de Markiezin de Courtebourne-de Nédonchel er in 1873 een Mariagrot liet bouwen gewijd aan Onze-Lieve-Vrouw-van-Lourdes.
Nadat iemand na gebed op miraculeuze wijze van een open beenbreuk genas, kwamen mensen vanuit de omstreken hier genezing afsmeken. Om de grote toeloop van bedevaarders te kunnen ontvangen werd eind negentiende eeuw een neogotische kerk gebouwd waarvan Onze-Lieve-Vrouw Onbevlekte Ontvangenis de patroonheilige is.
Zelf heeft Claus er nooit gewoond – hij woonde vanaf 1950 in Parijs – maar het dorp vormt wel de setting voor de bundel De Oostakkerse gedichten, die bevolkt wordt door opvallend veel zieken en gebrekkigen. Vooral in het gedicht ‘Een maagd’ wordt dat duidelijk. Daarin is sprake van ‘boeren’, ‘varens’, ‘rododendrons’, het ‘veld’, de ‘haven’, ‘boten’.