Bestiaria zijn boeken waarin dieren als symbolen van theologische en morele leerstellingen worden voorgesteld.
Hun verre voorloper is de oorspronkelijk in het Grieks geschreven Physiologus (einde 2e eeuw), die dieren, planten en mineralen beschrijft als symbolen van elementaire christelijke theologie en moraal: de pelikaan die zijn kinderen met zijn eigen bloed voedt als beeld van de Verlossing door Christus’ kruisdood bijvoorbeeld. De geschiedenis van de bestiaria begint vanaf de 10de eeuw in het Latijn, maar in de loop van de middeleeuwen treffen we het genre ook in diverse volkstalen aan. Net als de Physiologus hadden de bestiaria een zeer grote invloed op de middeleeuwse beeldende kunst en literatuur.
In het Middelnederlands is er geen bestiarium als zodanig overgeleverd, maar wel een heel bijzondere zijtak van het genre: het Bestiaire d’amour van de Franse minnezanger en kanunnik Richard de Fournival (1201-1260), waarin dieren de verschillende etappes van een mislukt amoureus avontuur verbeelden. Deze speelse tekst is in Vlaanderen vertaald en in een handschrift uit het oosten van ons taalgebied overgeleverd.
Tevens is er een fragment van een Vlaamse Beestearis bewaard, die duidelijk aan Richard de Fournivals werk schatplichtig is. Mogelijk is deze tekst toe te schrijven aan Willem Uten Hove, een priester uit Aardenburg. Deze was in ieder geval de auteur van een bestiarium, dat Jacob van Maerlant in de proloog van Der naturen bloeme als ongeloofwaardig terzijde schuift, omdat Willem niet een Latijnse, maar een Franse – en in Maerlants ogen dus onbetrouwbare – tekst als bron genomen had.