Kies je taal:

Der naturen bloeme


± 1270, natuurenyclopedie

Jacob van Maerlant bespreekt in het eerste boek van dit werk allerhande vreemde volkeren die de aarde bewonen, zoals de Naakte Wijzen, die kunnen rekenen op de bescherming van de strijdbare Amazonen, en de Brahmanen. In de volgende fragmenten worden de zeehond en de adder door Maerlant als wel heel bijzondere dieren voorgesteld.

Bron:

Eelco Verwijs (ed.), Jacob van Maerlant’s Naturen bloeme. Groningen: Wolters, 1878, Boek 1, verzen 225-260, p 15-16 (Naakte wijzen); Boek 3, verzen 2693-2716, p 167-170; Boek 4, verzen 275-294, p 312;  (De zeehond); boek 6, verzen 531-562, p  56-57 (De adder). De vertaling werd speciaal voor deze bloemlezing gemaakt door Frank Willaert.

De naakte wijzen

Ander liede  heten Naecte Vroede,

wonen daer in haren hoede,

oetmodich, naect ende aerm mede,

die onwaert hebben die hoechede

van aertrike altemale.

In holen wonen si sonder zale.

Hare wijf ende hare kinder,

die wonen met beesten ginder.

Altoes ne vechten si noch striden.

Bi wilen quam in ouden tiden

Alexander in haer lant,

ende als hise wijs ende aerm vant,

heeft hi ontfaermelike geseyt:

‘Bidt dat ghi wilt, ets u ghereyt.’

Doe seiden si: ‘So doet ons bede,

so willewi die onstervelichede.’

Alexander antworde hem:

‘Ic, die selve stervelijc bem,

welker wijs mochtic ju gheven

dat ghi ewelijc mocht leven?’

Si seyden: ‘Seghet dat dijn raet,

dat di emmer te stervene staet,

wat jaghestu achter lande dan

te scendene so menighen man?’

 

Daer sijn liede van ander maniere

over Ganx der riviere,

die die letteren heten Braghmanne,

van sonderlinge live nochtanne;

want dats wonderlike ding:

eer die Goeds soen vleesch ontfing,

so screven wiselike die ghoene

van den Vader ende van den Soene,

Ende van hare evengheweldichede,

an Alexandren, dor sine bede,

ende scinen an hare worde openbare,

woorden blijken alst kerstelike gelove ware.


De zeehond

Canis marinus dat es mede

van der ze I wonderlichede,

die wi heten dien zehont.

Plinius die maect ons cont,

dat si menighen visch verdwasen,

ende alsi bassen souden, si blasen.

Ontsienlijc sijn si, wantsi onthoeghen

al dat levet ende si vermoeghen.

Ghevoet sijn si voerwaert,

bachten als een visch ghestaert;

groet ghesnavelt ende den mont wijt,

ende tande scaerp in allen strijt.

Sijn vel dat es ru ghehaert,

dat andre honde sere vervaert.

Vische jaghen si in die zee,

als jachhonde, no min no me,

beesten jaghen in dat wout,

ende verslintse menichfout.

Al eist datmense mach bevaen,

niet lichte en machmense verslaen.


De adder

Nadera dats een serpent,

datmen in Dietschen lande bekent.

Men vintse beide cleen ende groet.

Sijn venijn dats harde groet,

men heefter triacle jeghen.

Scone vel si te hebben pleghen.

Haer blasen es snel van moghentheden.

Men neme een roede versch ghesneden,

ende doe den naderen blasen daer an,

te hant verdroeghet si dan.

Neemt oec een swaert scoen ende claer,

ende laetse daer op blasen daer,

dat swaert ontvaerwet altegader:

dits die macht van der nader.

Woert oec een man in den voet ghebeten,

dat venijn liep upwaerts, alswi weten,

ende ommegaet des menschen lede,

ende coemt ter herten mede,

so valt die mensche neder doet:

dat doet sine hitte groet.

Die hier of ghebeten waerd,

men hanghe sijn hoeft neder waerd,

So moet tfenijn in den voet bliven,

want sine nature wille becliven;

ende men sal die bete uutsniden,

so gheneesment in corten tiden.

Die seker gaen wille ende wesen

in steden, daer men ontsiet van desen,

wrive sine blote lede

met alsine ende met ruten mede,

So sullen hem dese woerme vlien.

De naakte wijzen

Een ander soort mensen heten Naakte Wijzen

Zij wonen daar onder hun bescherming, [= van de Amazonen]

nederig, naakt en ook arm.

Zij verachten elke vorm

van werelds aanzien.

Zij wonen in onherbergzame holen.

Hun vrouwen en kinderen

wonen daar samen met de beesten.

Ze vechten of strijden nooit.

Lang geleden kwam Alexander

in hun land,

en toen hij zag hoe wijs en arm ze waren,

zei hij, vol medelijden,

‘Vraag wat u wilt, en het wordt u gegeven.’

Toen zeiden ze: ‘Dit is onze vraag:

wij willen de onsterfelijkheid.’

Alexander antwoordde hen:

‘Hoe zou ik, die zelf sterfelijk ben,

u kunnen geven

dat u eeuwig zou kunnen leven?’

Ze zeiden: ‘Als je verstand je zegt

dat je ooit moet sterven,

waarom ben je er dan op uit om overal

zoveel mensen om te brengen?’

 

Er is ook een andere soort van mensen

die aan de overkant van de Ganges wonen,

en die de boeken Brahmanen noemen;

ze houden er een heel eigen levenswijze op na.

Want dit is wonderlijk:

nog voordat Gods Zoon mens werd,

schreven zij vol wijsheid

over de Vader en de Zoon,

en over het feit dat die even machtig zijn,

aan Alexander, en wel op zijn verzoek,

en lieten uit hun woorden blijken

alsof ze van ’t christelijk geloof waren.


De zeehond

Canis marinus is een ander

wonder van de zee,

dat we zeehond noemen.

Plinius [de Oudere, Romeinse auteur] leert ons 

dat ze veel vissen verschalken

en dat ze blazen, wanneer ze zouden moeten blaffen.

Ze boezemen vrees in, want ze kunnen

al wat leeft aan en richten het te gronde.

Vooraan hebben ze voeten,

achteraan hebben ze een vissenstaart;

ze hebben een grote bek en een brede muil,

en tanden die in elk gevecht scherp zijn.

Hun vel is ruw behaard,

wat andere honden veel schrik aanjaagt.

Ze jagen op vissen in de zee

precies zoals jachthonden

op beesten jagen in het woud,

en verslinden ze vaak.

Al kan men ze vangen,

toch valt het niet mee om ze te doden.


De adder

De adder is een slang,

die men in Germaanse landen kent.

Men vindt er zowel kleine als grote.

Hun gif is heel sterk,

als men er geen tegengif tegen heeft.

Zij hebben een fraai vel.

Hun adem is heel krachtig.

Men neme een pas afgesneden tak

en doe de adder daarop ademen:

de tak verdroogt dan onmiddellijk.

Of neem een schoon en blinkend zwaard,

en doe ze daarop ademen:

het zwaard zal helemaal verkleuren.

Dat is de kracht van de adder.

Als een mens in zijn voet gebeten wordt,

dan loopt het gif – dat is bekend – naar boven,

verspreidt zich door zijn ledematen

en wanneer het het hart bereikt,

dan valt de mens dood neer:

dat komt door de grote hitte (van het gif).

Wie hierdoor gebeten wordt,

die moet men met het hoofd naar beneden hangen.

Zo moet het gif in zijn voet blijven,

want van nature wil het omhoogkomen;

en men moet de beet uitsnijden,

dan geneest men heel snel.

Wie veilig wil lopen

op plaatsen, waar men bang is voor adders,

die wrijve zijn blote ledematen in

met alsem en wijnruit.

Dan slaan deze slangen voor hem op de vlucht.