Elias is niet alleen het verhaal van een jongen die opgroeit onder de hoede van overbeschermende vrouwen (zijn moeder en vooral zijn tantes), het is ook en misschien zelfs vooral een kunstenaarsroman.
In de oorspronkelijke versie zou Elias daadwerkelijk uitgroeien tot een architect. Hij kan echter zijn dromen en demonen niet de baas, en zijn geometrische plannen ontregelen telkens weer in de realiteit.
In de huidige, sterk ingekorte versie tekent Elias graag, maar veel belangrijker is de verbeelding die hem doorlopend voedt. In zijn bewustzijn wordt alles getransformeerd tot iets buitengewoons. De personages uit zijn omgeving worden prinsessen of heksen, het landschap lijkt visionair… Elias ondervindt duidelijk moeite om subject en object te scheiden, om de levenloze wereld als zodanig te accepteren. In die zin symboliseert hij de overgevoeligheid en de zintuiglijke prikkels die in die tijd vaak met het kunstenaarschap geassocieerd werden.
Ook de internationale modernistische traditie waarbinnen het boek past – van Rilke (zie afbeelding) tot Proust – portretteert veelvuldige dergelijke hyperbewuste en overgevoelige kunstenaars en schrijvers. Die aparte ontvankelijkheid voor allerlei prikkels en gevoelens zorgt ervoor dat zij wezenlijk buitenstaanders blijven: onbegrijpelijk voor hun omgeving, en uiteindelijk ook voor zichzelf. Elias blijft overgeleverd aan het eeuwige gevecht met zijn droombeelden, zijn verlangens en zijn angsten, die in de oorspronkelijke uitgave met de ‘nachtegalen’ uit de titel van de roman werden geassocieerd.