Kies je taal:

Het vader-huis


1903, poëzie

Onderstaande gedichten worden geciteerd uit:

Karel van de Woestijne (2007). Verzameld dichtwerk. Deel I. Lyrische poëzie. Ed. A.M. Musschoot e.a. Tielt: Lannoo (Delta), p. 23 (Wijding aan mijn vader), p. 25 (Voor-zang).


WIJDING AAN MIJN VADER

 

o Gij, die kommrend sterven moest, en Váder waart,

en mij liet leven, en me teeder léerde leven

met uw zacht spreken, en uw streelend hande-beven,

en, toen ge stierft, wat late zon op uwen baard;

 

- ik, die thans ben als een die in den avond vaart,

en moe de riemen rusten laat, alleen gedreven

door zoele zomer-winden in de lage reven,

en die soms avond-zoete water-bloemen gaêrt,

 

en zingt soms, onverschillig; en zijn zangen glijden

wijd-suizend over ’t matte water, en de weiden

zijn luistrend, als naar eigen adem, naar zijn lied…

 

Zóo vaart mijn leve’ in vrede en waan van dóod begeeren,

tot, wijlend in de spiegel-rust van dieper meren,

neigend, mijn aangezicht uw aangezichte ziet.

 

VOOR-ZANG

 

Het huis mijns vaders, waar de dagen trager waren,

was stil, daar ’t in de schaduwing der tuinen lag

en in de stilte van de rust-gewelfde blaêren.

- Ik was een kind, en mat het leven aan den lach

van mijne moeder, die niet blij was, en aan ’t waren

der schemeringen om de boomen, en der jaren

om ’t vredig leven van den roereloozen dag.

 

En ’k was gelukkig in den schaduw van dit leven

dat naast mijn droomen als een goede vader ging…

- De dagen hadden mij de vreemde vreugd gegeven

te weten, hoe een vlucht van groote vooglen hing,

iederen avond, in de teedre zomer-luchten

die zeegnend om de ziel der needre menschen gaan,

als de avond daalt, en maalt in avond-kleur de vruchten

die rustig-zwaar in ’t loof der stille boomen staan.

 

… Tóen kwaamt gíj zacht in mij te leven, en we waren

als schaemle bloemen in den avond, o mijn kind.

En ’k mínde u. – En zoo ’k véle vrouwen heb bemind

sinds dien, met moeden geest of smeekende gebaren:

ú minde ik; want ik zag uw kinder-oogen klaren

om schuine bloemen in de tuine’, en uw aanschijn

om mijn eenzelvig doen en denken tróostend zijn,

in ’t huis mijns vaders, waar de dagen tráge waren…