De ondertitel 'Roman van zoon en vader' plaatst de roman in de traditie van een aloud motief. Reeds Simon Vestdijk bracht het gevecht tussen vader Dreverhaven en zoon Katadreuffe in verband met Saturnus/Kronos die zijn eigen kinderen verslond.
Bordewijk kiest daarbij met het suggestieve 'óf meegewerkt' van Dreverhaven op het einde van de roman voor een bijzondere variant. Vanuit dit perspectief zou de schijnbare tegenstand van de vader wellicht ook bedoeld kunnen zijn om de zoon 'groot' te maken. Een van de meest bekende voorbeelden van dit soort vader-zoonstrijd was het conflict tussen Frederik (later: de Grote) en zijn vader koning Frederik-Willem van Pruisen in de 18e eeuw. Nadat Frederik en zijn beste vriend Hans Herrmann von Katte bij een vluchtpoging waren betrapt, werd Katte onder de ogen van Frederik onthoofd. De zich in de Katte-episode manifesterende onmenselijke strengheid van de vader wordt daarbij door velen als cruciaal gezien voor het latere koningschap van Frederik de Grote.
Het is aannemelijk dat Bordewijk deze gegevens in de een of andere vorm moet hebben gekend, bijvoorbeeld door het succesvolle toneelstuk Vater und Sohn (1921) van Joachim von der Goltz, door Duitse Frederik-films uit die tijd, zoals Fridericus Rex (1921/22), door Jochen Kleppers historische roman Der Vater (1937) en/of door F.M. Huebners recensie van Klepper in Het Vaderland op 9 mei 1937.
Een ietwat modernere variant van deze opvoedkundige stijl is aan te treffen in Jonny Cash’s A boy named Sue (1969).