Over Bordewijk en religie is weinig bekend, behalve dat hij luthers gedoopt is en religie in het leven van zijn moeder een grote rol speelde.
In interviews hield Bordewijk bij vragen hierover de boot af. Tegen die achtergrond is het intrigerend dat – ná Bordewijks literaire koerswijziging in 1931 – net zoals in Bint ook in Karakter de ontwikkeling van het centrale personage een subtiele religieuze dimensie mee krijgt.
Bij zijn toelating tot de orde der advocaten in Rotterdam wordt Katadreuffe door de deken ontvangen in een kamer die 'iets van een kerk' heeft, 'een tempel van het recht'. Het gemis op religieus gebied dat de 'omtrent Kerstmis' geboren en celibatair blijvende Katadreuffe op het einde van de roman voelt, komt dan ook niet uit de lucht vallen: 'Het programma van zijn leeftijd, daaraan ontbrak nog iets, hij had het eenvoudig overgeslagen, hij zàg de lacune, en hij zei wat verlegen: ‘Zeg, Jan, ik zou eigenlijk eens naar een kerk willen.’
Volgens de auctoriale verteller spreekt vervolgens zelfs communist Jan Maan de voornaam van zijn vriend Katadreuffe – Jacob – uit 'met een bijbelse klank, een naam uit de boeken van het Oude Verbond'.