Kies je taal:

Karel ende Elegast


< 1325, ridderroman

Eggeric, de zwager van Karel de Grote, heeft het plan opgevat om de keizer koud te maken, en rost zijn vrouw tot bloedens toe af omdat ze ermee dreigt hem te verraden. Vaak noemt men deze passage een van de meest vrouwonvriendelijke uit de nederlandse literatuur. Maar laten we niet vergeten dat Eggeric in dit verhaal een booswicht is en dat de verteller hem hier ook zo voorstelt.

BRON

Karel ende Elegast (2012). Geert Claassens (Ed.). 5de druk. Amsterdam: Amsterdam University Press (Alfa Literaire Teksten uit de Nederlanden), verzen 866-931, p. 42-44. De vertaling werd speciaal voor deze bloemlezing gemaakt door Frank Willaert.

Als Elegast quam ten ghereyde

daer ic heden eer of seide,

doe hijt waende dragen dan,

die scellen die daer hingen an,

gaven sulc enen clanc

datter Eggeric bi ontspranc

uut sinen slape ende seyde:

‘Wie is daer te minen ghereyde?’

Hi woude trecken sijn sweert,

haddet die vrouwe niet gheweert,

die hem seide ende vraghede,

wat ware dat hi jaghede;

often alven wilde verleiden?

Si nam tswaert al mitter scheyden

ende seyde: ‘Daer en mach niemant in

comen sijn meer noch min.

tis ander dinc dat u deert.’

Si bemaenden ende beswert,

dat hi haer seide sijn ghedochte;

waer bi dat hi niet en mochte

slapen binnen drien nachten,

dat si consten ghewachten,

noch eten binnen drien dagen.

Dit began si hem te vraghen.

Vrouwen list is menichvout,

sijn si jonc, sijn si out.

So langhe lach si hem an,

dat hi haer te segghen began,

dat hi des conincs doot hadde ghesworen

ende die te doen waren vercoren,

souden cortelike comen.

Hi ghincse haer bi namen nomen,

hoe si hieten, wie si waren,

die den coninc wilden daren.

Dit hoorde al Elegast

ende hielt in therte vast.

Hi pensde, hi sout brengen voort,

die ondaet ende die valsche moort.

Alse dit die vrouwe hoerde,

si antworde na den worde

ende seide: ‘Mi waer liever vele,

datmen u hinge bider kele,

dan ic dat ghedoghen soude!’

Ende Eggeric sloech soe houde

die vrouwe voor nase ende mont,

dat haer tbloet ter stont

ter nase ende te monde uut brac.

Si rechte haer op ende stac

haer aenschijn over tbedde boom.

Elegast wasser bi ende nams goem

ende croper liselike toe.

In sinen rechten hantscoe

ontfinc hi dbloet vander vrouwen,

om dat hijt wilde scouwen

diet den coninc te voren brochte,

dat hider hem voor wachten mochte.

Doe seyde Elegast een ghebede

daer hi mede slapen dede

Eggeric ende die vrouwe

ende sprac sijn woert mit trouwe,

dat si beyde sliepen vast.

Doen ontstal hem Elegast

sinen sadel ende sijn swaert,

dat hi lief hadde ende weert

ende maecte hem sijnre vaerde

buten den hove tsinen paerde.

Toen Elegast bij het zadel kwam,

waar ik het zo-even over had,

en hij het weg wilde dragen,

maakten de belletjes die eraan hingen

zoveel lawaai

dat Eggeric uit zijn slaap

ontwaakte en zei:

‘Wie zit daar aan mijn zadel?’

Hij had zijn zwaard getrokken,

als de kasteelvrouw het niet had belet,

die hem vroeg

wat hij van plan was;

of boze geesten hem wilden verleiden?

Ze nam het zwaard bij de schede

en zei: ‘Er kan hier helemaal niemand

binnengekomen zijn.

Het is iets anders wat je dwars zit.’

Ze smeekte en bezwoer hem

haar te zeggen wat er in hem omging,

waarom hij nu al drie nachten

niet had kunnen slapen,

– zoals ze had kunnen zien –

en ook niet had kunnen eten.

Dit begon ze hem te vragen.

Vrouwen kennen vele listen,

of ze nu jong of oud zijn

Ze drong zo lang bij hem aan

dat hij ertoe kwam haar te zeggen

dat hij gezworen had de koning te doden

en dat degenen die daartoe waren uitgekozen

weldra zouden aankomen.

Hij begon hen bij hun naam te noemen,

hoe ze heetten, wie ze waren,

die de koning kwaad wilden doen.

Elegast hoorde dit allemaal

en knoopte het goed in zijn oren.

Hij was van plan dit misdadige moordplan

bekend te maken.

Toen de vrouwe dit hoorde,

zei ze, nadat Eggeric uitgesproken was:

‘Ik zou veel liever hebben

dat men jou ophing,

dan dat ik dit zou toelaten!’

Eggeric sloeg de vrouwe

zo snel op haar neus en mond,

dat het bloed terstond

uit haar neus en mond gutste.

Ze kwam overeind en stak

haar gezicht over de rand van het bed.

Elegast was er vlakbij, zag het

en kroop er zacht naartoe.

In zijn rechter handschoen

ving hij het bloed van de vrouwe op,

omdat hij het wilde tonen

aan degene die de koning hierover zou inlichten,

zodat deze ervoor op zijn hoede zou zijn.

Toen zei Elegast een gebed,

waarmee hij Eggeric en de vrouwe

deed inslapen

en hij sprak de woorden heel nauwkeurig uit

zodat ze beiden in een diepe slaap verkeerden.

Toen ontstal Elegast Eggeric

zijn zadel en zijn zwaard,

waar deze zo op gesteld was,

en hij begaf zich

buiten het kasteel naar zijn paard.