Dat er verschillende types van verhalen over Karel de Grote in omloop waren, leidde er toe dat men ook al in de middeleeuwen de verhalen onderverdeelde in groepen.
Rond 1200 schrijft een dichter uit de Champagne, Bertrand de Bar-sur-Aube, het 'chanson de geste' Girart de Vienne (Gheraert van Viane in het Middelnederlands). Hierin staat het conflict centraal tussen Karel en Girart, de graaf van Vienne. Ook in dit verhaal zien we epische concentratie opduiken, want de historische kern ervan is het conflict van deze graaf met Karel de Kale, een kleinzoon van Karel de Grote. Maar wat zeker zo interessant is: in de proloog stelt Bertrand een onderverdeling van de Karelverhalen in drie groepen voor.
Een eerste groep benoemt hij met de term geste du roi (letterlijk ‘‘de handelingen van de koning’’). In deze groep, waartoe de Pélerinage de Charlemagne (afbeelding) en het Chanson de Roland behoren, maar ook het Chanson des Saisnes (eind 12de eeuw; over Karels oorlog tegen de Saksen), staan het leven en de daden van Karel zelf centraal en verschijnt hij als het prototype van de door God uitverkoren christelijke vorst.
In de tweede groep, door Bertrand de geste de Monglane genoemd, speelt Karel (maar soms ook zijn zoon Lodewijk) een weifelende, onzekere rol en lijkt hij zijn troon en heerschappij alleen maar veilig te kunnen stellen dankzij de steun van zijn leenmannen, die hem met raad (consilium) en daad (auxilium) terzijde staan. De schurkenrol is in deze verhalen weggelegd voor die vazallen die de zwakte van de vorst proberen uit te buiten om zelf macht en gezag aan zich te trekken. Le Couronnement de Louis (ca. 1130-1140; over Karels zoon Lodewijk en diens streven naar de troon), Le Charroi de Nîmes (12de eeuw; over de verovering van de stad Nîmes op de Saracenen) en La Prise d’Orange (ca. 1150; over de verovering van de stad Orange en het verwerven van de bruid Orable/Guiborc door Guillaume) zijn drie delen van een uitgebreide cyclus van verhalen waarin Guillaume d’Orange (in het Middelnederlands ‘Willem van Oringen’) de hoofdrol speelt en Karel meer op de achtergrond blijft.
De derde groep van Bertrand is de geste de Doon de Mayence en daarin treden conflicten tussen Karel en zijn vazallen op de voorgrond. In de bekendste tekst uit deze groep, Renaud de Montauban (ca. 1195), raken Renaud en zijn drie broers verzeild in een hoog oplopende ruzie met Karel, maar uiteindelijk zal Renaud in een geur van heiligheid overlijden. Ook Doon de Mayence (13de eeuw; over Doons jeugd en zijn opstand tegen Karel) en Gaydon (13de eeuw; Gaydon wordt er valselijk van beschuldigd een moordaanslag op Karel te beramen, hetgeen uitdraait op een oorlog) behoren tot deze groep. Op het eerste gezicht lijkt deze jongere groep teksten op de tweede, omdat ook hier de tegenstellingen tussen Karel als leenheer enerzijds en zijn leenmannen anderzijds het belangrijkste thema vormen. Het verschil is evenwel dat in deze groep teksten de rebellerende leenman veelal als de sympathieke held wordt voorgesteld, juist omdat het conflict nogal eens veroorzaakt wordt door discutabel gedrag van koning Karel.