Hendrik van Veldeke was zeker niet de enige volkstalige auteur die literair actief was in het Maasland in de eerste decennia van onze literatuurgeschiedenis. Drie uit het Frans vertaalde epische werken kunnen eveneens in deze periode en deze regio worden gesitueerd.
Vooreerst is er de Trierse Floyris (ca. 1180), een versie van het liefdesverhaal over de moslimprins Floris en zijn christene geliefde Blancefloer, dat heel Europa zou veroveren. Trier verwijst niet naar de plaats van ontstaan (vermoedelijk te situeren in de streek van Aken-Maastricht), maar naar de stad waar de zwaar gehavende overblijfsels van deze roman, in totaal slechts 368 verzen, worden bewaard.
Verder is er de Limburgse Aiol (ca. 1200), een bewerking van een Frans chanson de geste over de roof van de tweelingzonen van Aiol en de tot het christendom bekeerde Mirabel en de hereniging met hun beide ouders. Ook hier is van dit weidse verhaal slechts een fractie (780 verzen) bewaard gebleven.
En ten slotte is er de Nederfrankische Tristan (eerste helft van de dertiende eeuw), een representant van het tragische liefdesverhaal van Tristan en Isolde, die vermoedelijk uit de regio Arnhem-Nijmegen afkomstig is. Samen met Veldekes Eneas illiustreren deze drie werken de vroege interesse in deze regio voor de prestigieuze Franstalige epiek.