In het naturalisme dat bij de overgang van de 19e naar de 20ste eeuw tegelijkertijd met het symbolisme op de voorgrond kwam, tekenen zich inhoudelijk twee lijnen af: enerzijds het pathologisch naturalisme (dat vooral in Nederland prominent was) en anderzijds het sociaal realisme (dat vooral in Vlaanderen navolging kende).
Bij Cyriel Buysse komen beide vormen voor, maar zijn pathologische werken werden ten onrechte gekarakteriseerd als ‘hyper-romantisch’. Het pathologisch naturalisme was in Noord-Nederland te vinden bij Lodewijk van Deyssel, Frederik van Eeden, Marcellus Emants en Louis Couperus. Zij voeren helden (en vooral heldinnen) op met een ‘nerveus gestel’, die lijden aan overspannen zenuwen en uitzichtloze neerslachtigheid.
Het sociaal naturalisme heeft een voorkeur voor ‘onmaatschappelijke’ en verdierlijkte mensentypes uit de verpauperde bevolkingslagen, zoals in Buysses bekende roman Het recht van de sterkste (1893). Ook de Nederlander Herman Heijermans, wiens Op hoop van zegen, samen met Die Weber van de Duitser Gerhard Hauptmann (Zie afbeelding), Buysses voorbeeld was voor Het gezin Van Paemel, beoefende het sociale, ook wel ‘geëngageerd’ genoemde theater. Andere voorbeelden vond Buysse bij zijn Franstalige Vlaamse tijdgenoten, zoals Camille Lemonnier.
In het werk van Buysse is het naturalisme, net als bij zijn tijdgenoot Stijn Streuvels, beperkt gebleven tot zijn vroege werk. Ook in zijn vroege novellebundels Uit Vlaanderen (1899) en Te lande (1900) overheersen determinisme en fatalisme.