De namen van de vos (Reinardus) en de wolf (Isengrimus) worden voor het eerst vermeld in een Latijns dierenepos (6574 verzen), omstreeks 1148 geschreven door een anonieme geleerde clericus of monnik, vermoedelijk in de omgeving van Gent (getuige de verwijzingen naar de Sint-Pietersabdij op de Blandijnberg).
De Isengrimus is een satirisch werk vol dubbele bodems waarin het onophoudelijke conflict van de wolf en de vos in een meesterlijk retorische stijl wordt verteld, vol inside jokes, geperverteerde bijbelcitaten en sofistische redeneringen. Vooral het gedrag van de geestelijkheid moet het ontgelden. Zowel de invloed van Ovidius als van de Aesopische traditie zijn overduidelijk.
Het werk eindigt met de moord op Isengrimus (de wolf wordt door de varkens opgeslokt), gevolgd door een apocalyptische tijdsklacht waarin de algehele chaos wordt aangekondigd. Mark Nieuwenhuis bracht in de Griffioen-reeks een Nederlandse prozavertaling van het werk (1997).