125. Van die coninghinne van Denemercken
O radt van Avontueren,
hoe wonderlijck draeyt u spille :
den eenen moet ongeluc gebueren,
die ander heeft so wel sinen wille.
Van die coninghinne van Denemercke,
Ysabeele, dat vrouwelijc graen,
die clachte die si dede,
– God verleene haer die eewige vrede –
dat suldi hierna verstaen.
‘O coninck van Denemercken,
mijn man, mijn here reyn,
God wil u in duechden stercken
ende alle mijn kinderkens cleyn.
Nu moet ic van u scheyden
ende laten u in eenen soberen staet,
God willet hem vergheven
die ons dus hebben verdreven,
oft daertoe gaf den eersten raet.
Mijn broeders zijn verheven
ende mijn susters in staten groot,
eylaes, wi zijn verdreven
ende liggen hier in groote noot.
O heeren ende prelaten,
die men hier al met ooghen aensiet,
coemt doch alle mijn kinderkens te baten;
dat icse nu moet laten,
dat is mi een groot verdriet.’
Die coninc sprac met weenenden ooghen:
‘Och edel vrouwe, en zijt niet versaecht,
hoe salt mijn herte ghedoghen
dat ghi dus deerlijc claecht?
Die kinderen sullen wel opgheraken,
den Keyser wort haer onderstant.
Ic hope, ick salt so maken,
– Gods gracie sal met mi waken –
dat ick sal comen in mijn lant.’
‘Adieu vrou Janne, lieve moeder,
God behoede u voor teghenspoet,
ende u, Kaerle, lieve broeder,
dat edel Keyserlijc bloet.
Hadde ic tegen u moghen spreken
– mer ic moet sterven die doot –
ende claghen u mijnen ghebreken,
dat mijn kinderen niet en worden versteken,
so en ware mi gheen stervens noot.
Adieu hertoghe van Oostenrijcke,
Don Fernandus, broeder goet,
ende Leonora dierghelijcke,
God behoede u voor teghenspoet;
ende Katherijne, suster reyne,
die ic noyt en hebbe gesien,
adieu mijn kinderkens cleine,
adieu mijn vrienden alle ghemeyne,
adieu mijn man, coninclijck engyen!’
Dit heeft die coninghinne ghesproken
te Swijnaerde, alst is bekent,
daer haer herte is ghebroken,
den coninck daer zijnde present,
den XIX januario in tghewaghen,
CCCCCXXV beseven.
Hi machse wel beclaghen
ende in zijn herte draghen
also langhe als hi mach leven.
radt van Avontueren: rad van Avontuur (het draaiende rad van Avontuur (Fortuna, het gepersonifieerde noodlot) verbeeldt de wisselvalligheid van het lot. spille: as; gebueren: overkomen;
die ander … wille: De ander ziet zijn verlangen volledig in vervulling gaan, van die … graen (Te verbinden met Die clachte (r. 7)); dede: uitte
verstaen: te horen krijgen
here reyn: edele heer
wil: moge
soberen staet: ongelukkige omstandigheden
willet hem: moge hun
dus: op deze manier; verdreven: (nl. uit Denemarken); oft… raet: of daartoe hebben aangezet
verheven: machtig
in staten groot: in hoog aanzien
met ooghen aensiet: kan aanschouwen
te baten: te hulp
laten: achterlaten
versaecht: bevreesd
ghedoghen: verdragen
wel opgheraken: goed opgroeien
den Keyser: (nl. karel v); haer onderstant: hun beschermer; Ic … maken: Ik hoop dat ik erin zal slagen; Gods … waken: Gods genade zal mij zeker tot steun zijn
(De koningin is weer aan het woord en neemt afscheid van haar familie); vrou Janne: (haar moeder, Johanna van Aragon, gehuwd met Filips de Schone); Kaerle: Karel v; dat … bloet: De edele Keizer (die in Spanje verbleef en dus niet bij het sterfbed aanwezig kon zijn); moghen: kunnen
claghen: beklagen; ghebreken: treurige omstandigheden; worden versteken: tekort gedaan; so … noot: dan had ik geen angst om te streven
hertoghe van Oostenrijcke: (Don Ferdinand, hertog van Oostenrijk)
Leonora: (weduwe van Manuel I van Portugal); dierghelijcke: evenzo; God behoede u: moge God u beschermen; Katherijne: (Catherina was opgevoed in Spanje en gehuwd met koning Johan III van Portugal)
alle ghemeyne: allemaal; coninclijck engyen: voortreffelijke koning
Swijnaerde: Zwijnaarde (plaats bij Gent)
Daer … ghebroken: Waar zij de geest gaf
zijnde present: aanwezig; in tghewaghen: naar waarheid
CCCCCXXV: 525 (bedoeld is: 1525); beseven: (betekenisloos woord ten behoeve van het rijm); Hi machse: Hij (de koning) zal haar