Kies je taal:
Alicia Gescinska

Alicja Gescinska in De Standaard der Letteren over de Nagelaten gedichten van Paul van Ostaijen

Het afscheidsfeest van zijn leven


Het was geen liefde op het eerste gezicht tussen Alicja Gescinska en Paul van Ostaijen. Zijn Nagelaten gedichten bevatten een rijkdom die ze als scholier niet kon vatten.

Mijn kennismaking met de poëzie van Paul van Ostaijen was van moeten eerder dan van willen. Toen we in de les Nederlands kennismaakten met zijn typografische experimenten en de soms kinderlijk eenvoudige gedichten ging de betekenis en bijzonderheid grotendeels aan mij voorbij. 'Marc groet 's morgens de dingen' - dat zal wel. 'Boere-charleston' - iets dat met haperende tulpen begint. 'Berceuse Nr. 2' - ja, ik slaap.

Verplichting is vaak een slechte basis voor verlichting, en voor het ontluiken van liefde. De Duitse filosoof Max Scheler vond het gebod lief te hebben zo contradictorisch dat hij erdoor zelfs van het katholieke geloof wegdreef: waar verplichting is, kan geen liefde groeien. Liefde vergt vrijwillige opening en toenadering. Hoewel Van Ostaijen dus al tijdens mijn tienerjaren in mijn leven kwam, kon ik zijn werk pas later echt gaan begrijpen en waarderen.

Berceuse, polonaise, wals

Van alle twintigste-eeuwse Nederlandstalige dichters was Van Ostaijen degene met de grootste gevoeligheid voor de kracht van klank en ritmiek. Zijn gedichten moeten luidop klinken om hun bestaan ten volle geaffirmeerd te zien. Dat geldt misschien wel in het bijzonder voor de Nagelaten gedichten. Velen daarvan zijn, niet onterecht, als muziekstukjes omschreven. Muziek is ook heel nadrukkelijk een leidraad in die Nagelaten gedichten. Berceuse, polonaise, wals, charleston; het passeert allemaal de revue. Van Ostaijen schrijft dansende woorden.

Een minder begiftigde dichter zou daarbij algauw in de oppervlakkigheid blijven steken. Het spelen zou dan slechts resulteren in holle klanken - een van betekenis gespeende stoet van woorden. Een al te frivole woordendans. Precies hierin manifesteert zich Van Ostaijens unieke talent. Filosofische finesse en schijnbaar simplisme gaan in de Nagelaten gedichten hand in hand. Dat blijkt in de gedichten die onderling heel verscheiden van toon en betekenis zijn, maar ook in de gedichten zelf.

Een mooi voorbeeld is het bekende 'Huldedicht aan Singer'. Cirkelend rond een op zich banaal gegeven als een naaimachine en de aanschaf ervan, marcheren de woorden in stevige cadans en langs typografische kronkelwegen naar vragen en observaties die dieper graven in mens en maatschappij. Waar komt ons gelijk vandaan? Wat is de bron van onze behoefte, waarin wortelt ons willen? Even terloops, maar niet toevallig, verschijnen die vragen - soms als antwoord - in dit gedicht, net zoals ook Sint Augustinus er plots in verschijnt. Het gedicht geeft daardoor zijn geheimen nauwelijks prijs, soms doet het zelfs alleen vermoeden dat er geheimen zijn.

Van toen en van nu

Een literatuurhistoricus drukte me ooit op het hart dat de gedichten van Van Ostaijen tijdloos zijn. Door zijn keuze van klanken en voorliefde voor woorden uit de alledaagse werkelijkheid, is zijn poëzie altijd jong , fris, toegankelijk. Tegelijk vind ik zijn gedichten heel tijds- en contextgebonden.

De typografische experimenten en het vaak verrassende vocabularium waaruit Van Ostaijen puurt, moeten ook in hun historische context gezien worden. Pas in dat historisch perspectief kunnen we hun originaliteit ten volle begrijpen, en zo ook hun betekenis. In die zin is de lezing van Van Ostaijen een aansporing om de blik op het verleden te verdiepen. Van Ostaijen noopt tot het verruimen van je cultuurhistorische horizonten en kennis. En wanneer dat gebeurt, kom je tot de vaststelling dat de tijdsgebonden en de tijdloze betekenis van zijn werk elkaar niet uitsluiten, maar juist insluiten.

De Nagelaten gedichten zijn een afscheidsfeest van het leven. Er is het lichtvoetige, het dansende, maar er schemert ook een somberte door. Van Ostaijen was zich ervan bewust dat hij stervende was - hij overleed op 32-jarige leeftijd aan tuberculose. Dat weerspiegelt zich in wat ik misschien wel het mooiste van de nagelaten gedichten vind. Het draagt de titel 'Gedicht', omdat het soms niet meer dan dat moet zijn. Het bezit een geestelijke en intertekstuele rijkdom die ik nooit op de schoolbanken had kunnen vatten, en die pas later tot me doordrong, toen - of misschien eerder: waardoor - mijn liefde voor het werk van Van Ostaijen kon ontluiken.

Het gedicht is een perfecte paringsdans van klank en betekenis, van hart en hoofd. De woorden en gedachten stromen van de zin van het lijden - niet enkel in zijn abstracte algemeenheid, maar ook in de persoonlijke beleving van de doodzieke dichter - naar wat in de fenomenologie Wesensschau genoemd zou worden; naar inzicht in de werkelijk aard der dingen. Inzicht in leven, dood en alles ertussen, wanneer onze blik opklaart en we ons van begeren bevrijd weten.

Zulke mooie versregels als 'Soms reeds is schoon mijn hand gesloten / alsof er geen verlangen / over mijn vingers / lag' kunnen enkel voor zichzelf spreken.

Zo ook gaat de geliefde

Mitri Karamasoff

dood

Ons op de schouders

valt nu laat en schuin de schaduw

des Iwan

Om het lijden dankbaar worden

en schijnbaar blijde

het scherpe vechten van spin en bij

verbeiden

Soms reeds is schoon mijn hand gesloten

alsof er geen verlangen

over mijn vingers

lag

Het is een verre weg

naar de passieloze berg

van het blote schouwen

Logos

Tao


Alicja Gescinska (39) is filosofe, schrijfster en tv-maakster.


Met deze aflevering werd een zomer afgesloten waarin elke week een schrijver zijn licht scheen op een zelfgekozen werk uit de nieuwe literaire canon.

© foto Thomas Vanhaute