TRIJN
Maar Annetje hebje lang gheweest in't groote gilt?
AN
Ja al van mijn vierthien Jaar zoo raackten ick op't wilt:
ick woonde buytens-huys, en daar ick quam te woonen,
daar stoeyden ick altijts met de knechsens, met de sonen:
ghy weet wel hoe't dan gaat daarmen zoo stormt en malt,
dat het kort-hielde volck licht after over valt.
Hoort hier, ick selt jou vertellen metten korsten.
Mijn Miesters ouwste seun die tasten staach mijn borsten,
ick weerde my niet seer, ick lietet hem al doen:
want siet hy hadme lief, en ick was oock zoo groen
dat ick hem tockelde as hy mijn niet anraackten.
't Ghebeurden zoo ick eens zijn bedde wat vermaeckten,
hy greep mijn in zijn arm, en smeet my op het bet,
ick kantje niet kallen, wat hadd' de knecht een pret
eer hy quam tot zijn wil. ó mijn! hy kon zoo prachen.
TRIJN
Kreetje niet?
AN
Kryten? wat? ick barste schier van lachen,
het gingmen anmen hert. Ja wel het was zoo soet.
Hy koftme alle ding, een sulv're vingher-hoet,
een sleutelreecx, een tas, een paar Engelse Messen,
met een moye nuwe huyck: 't goetje was van sessen.
Ick streefden assen Vos, in mijn beste gheweyt:
ick gheleeck sundaechs meer de dochter dan de meyt:
maar 'tschijnt wel gheen geluck en mach hier langhe duuren,
wangt een labbighe hóóp van afgunstighe buuren,
die ginghen hymen Vrouw, die simpel was en slecht,
en seyden, siet wel toe, de waghen gaat niet recht,
jou mayt gaat dus verweent, 't is van haar niet ghekomen,
jou Man gheeft heur dit goet, of sy heeftet ghenomen:
past op jou ghelt en la. Mijn Vrouw die streetmen an
als dat ick my verliep met haar ghetrouwde Man,
het welcke ick ontswoer by ziel, by sanct, by leven,
soo lang tot dat zijt haar ten lesten heeft ontgheven:
maar niet te min zoo bleef 't ghegriffijt in haar zin.
Want wien de Jalousy ter herten eens laat in,
daar sal sy haar een plaats in eeuwicheyt behouwen.
In't Man-volck niet zo seer als in jelourse Vrouwen.
Mijn Vrouw' die gingme na, in huys en op de straat.
Hoort hier, wat gaan sy doen: sy scheeren daar een raat,
waar door de bommel most eens endeling uytbreken:
want s' hebben een haar Nicht by mijn vertreck versteken.
Des nachts, nae mijn ghewoont', soo ben ick opghestaan,
en by mijn Vryer voort gherust te bed ghegaan.
De Nicht quam uyt haar hol, en heeft een kaars ontsteken,
en is mijn proper na van liever lee ghestreken:
maar doese boven quam daar vant sy 't lieve paar
in alle vriend'lijckheyt ghelegen bymenkaar.
De Moer gaf mijn men sack, ick mostmen goetje nemen
en gaan ten huyse uyt: hem stuerdense na Bremen,
zoo quam ick by de luy: wat sal ickje meer segghen.
groote gilt: het hoerengilde
op't wilt: op de baan
buytens-huys: niet bij mijn ouders
knechsens: jongens
stormt en malt: stoeit en gekheid uithaalt
kort-hielde volck: makkelijk te verleiden meisjes; licht after over: gemakkelijk achterover
metten korsten: zo kort mogelijk
staach: telkens weer
groen: geil, wellustig
tockelde: kietelde
zoo: toen; vermaeckten: in orde maakte
kallen: zeggen; knecht: jongen
tot zijn wil: tot wat hij wilde, tot seks; prachen: vleiend vragen
kreetje niet: schreeuwde je niet, riep je niet om hulp; kryten: An vat ‘krijten’ kennelijk op als ‘huilen’
het gingmen anmen hert: ik vond het heerlijk; soet: lekker
koftme: kocht voor mij; alle ding: van alles; sulv're: zilveren
sleutelreecx: sleutelring; tas: beurs
huyck: mantel met kap; 't goetje was van sessen: het was piekfijn spul
streefden assen Vos: liep trots als een vos, een (roodbruin) paard; gheweyt: gewaad
hier: hier op aarde
labbighe hóóp: babbelzieke troep
simpel: onnozel, naïef; slecht: eenvoudig
de waghen gaat niet recht: het gaat niet zoals het hoort
mayt: dienstmeid; dus verweent: zo weelderig gekleed; van haar: uit haar eigen middelen; ghenomen: gestolen
ghelt en la: geldla; streetmen an: beschuldigde me
my verliep: het hield
ontswoer: bij ede ontkende; by ziel, by sanct, by leven: bij mijn ziel, bij alle heiligen, bij mijn leven
haar - heeft ontgheven: zich uit het hoofd heeft gezet
ghegriffijt in haar zin: gegrift in haar gemoed
wien: wie (onderwerp)
haar: zich
gingme na: lette scherp op me
wat gaan sy doen: wat doen ze?; scheeren een raat: beramen een plan
bommel: spon, stop; waar door... uytbreken: waardoor alles tenslotte aan het licht moest komen
een haar Nicht: een nicht van haar; by mijn vertreck versteken: in de buurt van mijn kamer verstopt
voort: dadelijk
hol: schuilplaats
en is... ghestreken: en is mij voorzichtig stapje voor stapje achternagelopen
doese: toen ze; vant: vond
de Moer gaf mijn men sack: de moeder ontsloeg me
by de luy: in ‘het leven’