De beroemde bloemlezing uit 1924, Nieuwe geluiden. Een keuze uit den poëzie van na den oorlog (1918-1923), samengesteld en ingeleid door Dirk Coster (en met poëzie van o.a. Roland Holst, Werumeus Buning en Marsman) heeft de jonge onderwijzer Gerrit Achterberg grondig gelezen samen met zijn dichterlijke vriend Arie Dekker. Samen met Dekker had hij De zangen van twee twintigers (1924) geschreven, een bundel die Achterberg later als onrijp heeft verworpen.
Nieuwe geluiden bevat onder andere drie typerende, elysische gedichten uit Voorbij de wegen van Adriaan Roland Holst, zeven gedichten uit In memoriam van J.W.F. Werumeus Buning en twee gedichten uit Verzen van Hendrik Marsman. Het is niet moeilijk voorstelbaar dat een dichter als Achterberg daardoor geïnspireerd is geraakt. De in memoriam-thematiek was hem eigen sinds zijn (officiële) debuut Afvaart (1931).
Van Holsts De afspraak was Achterberg, blijkens zijn brieven uit de gevangenis, diep onder de indruk. Diens elysisch verlangen lijkt wel geconcretiseerd te worden in de titel van Achterbergs tweede bundel, Eiland der ziel (1939).
Met Marsman raakte Achterberg later epistolair bevriend; van de krachtige stijl van een gedicht als ‘Blauwe tocht I’, over een afwezige vriendin, kan men zich voorstellen dat die een goede voedingsbodem vormde voor Achterbergs bezwerende, door een onwerelds verlangen gedreven, fundamenteel romantische lyriek: ‘Lied van den dood,/ verstom niet voor het gansch ontbloot/ heelal’ (‘Doodlied’).