Streuvels’ creatieve periode van 1926-1927 valt samen met het begin van een nieuw tijdperk in de Vlaamse roman. Psychologische analyse, ontrafeling van innerlijke handeling, belangstelling voor morele en sociale problemen, dat alles in een zakelijke stijl, gaan de roman kenmerken.
In 1927 verschijnt Komen en gaan van Maurice Roelants; in 1929 Adelaïde van Gerard Walschap, waarin de auteur aandacht besteedt aan het innerlijk lot en de psychologische problemen van het hoofdpersonage.
In 1932 verschijnt Moeder, waarom leven wij? van Lode Zielens. Net als Streuvels beschrijft Zielens werkmensen, maar nu geen landmannen, maar kleine arbeiders in haven en stad, die slaven in een uitzichtloos bestaan van armoede, sociaal onrecht en seksuele drift, met steeds aanwezig de existentieel-prangende vraag: ‘Waarom leven wij?’
In De ruitentikker (1933) van Marcel Matthijs is het ik-personage ontgoocheld in een socialisme dat zich te zeer aanpast aan het systeem.
Vertegenwoordigers van de nieuwe zakelijkheid en de psychologische roman komen samen in het tijdschrift Forum (1932-1935), waarin in 1933 o.m. Kaas van Willem Elsschot verschijnt.