Het vroege proza van Karel van de Woestijne is inhoudelijk en formeel sterk verwant met zijn autobiografische lyriek. Maar in Janus met het dubbele voor-hoofd wordt de dualistische thematiek geprojecteerd in verbeeldende verhalen.
Ook hier sluit Van de Woestijne aan bij Franse voorbeelden, onder meer van Jules Barbey d’Aurevilly, Villiers de l’ Isle Adam en Jules Laforgue.
Het meest kenschetsende proza is gebundeld in De bestendige aanwezigheid (1918), met De boer die sterft, een absoluut stilistisch meesterwerk. Het doodgaan van boer Nand wordt er voorgesteld als het afscheid nemen van zijn vijf zintuigen, telkens verbeeld door een vrouw. Samen met Het leven en de dood in den ast van Stijn Streuvels vormt deze novelle een hoogtepunt in het proza van de eerste helft van de 20ste eeuw.