Ook de Noord-Franse cisterciënzermonnik Bernardus van Clairvaux (1090-1153) figureert in Hadewijchs Lijst der Volmaakten. Samen met de Luikse benedictijnermonnik Willem van Saint-Thierry (1075-1148) geldt hij als de grondlegger van de Westerse liefdesmystiek.
In hun commentaren op het Hooglied identificeren Bernardus en Willem de verliefde bruid met de menselijke ziel (anima, een vrouwelijk woord in het Latijn) en de even verliefde bruidegom met Christus. Hun wederzijdse verlangen naar elkaar vormt de motor van het mystieke vergoddelijkingsproces.
Hoewel Hadewijch zeker teksten van deze auteurs gelezen heeft, bevat haar werk toch relatief weinig verwijzingen naar het Hooglied. Naast het Bijbelse paradigma van de evidente wederzijdse liefdesband tussen mens en God heeft ook het profane paradigma van de hoofse minne haar mystiek gevormd: de goddelijke beminde is als een wispelturige dame waarvan de ridder-minnaar nooit weet of zij zich zal geven of niet. Juist die onzekerheid wakkert de begeerte van de minnende ziel aan tot op een punt van exces waar zelfoverschrijding en – ontlediging mogelijk is.
Door de vermenging van religieus en hoofs discours wordt Hadewijch’s mystiek gerekend tot de zogenaamde ‘mystique courtoise’.