De schilders van en rond de Haagse School, voornamelijk de tweede generatie daarvan, waren nauw bevriend met de dichters rond De nieuwe gids. Georg Hendrik Breitner, Isaac Israëls, Willem Witsen e.a. hadden zich losgemaakt van de romantische schilderkunst en hadden in het spoor van de Franse impressionisten de natuur, het licht, atmosfeer en stemming ontdekt.
In die zin sluit hun werk nauw aan bij de stemmingspoëzie van Kloos en Verwey en bij de minst experimentele gedichten uit de Verzen van Gorter. Daartoe behoort het beroemde gedicht In de zwarte nacht is een mens aangetreden, dat Gorter schreef naar aanleiding van de zelfmoord van Anna, de zuster van Willem Witsen.
De meest experimentele gedichten uit de bundel vertonen opvallende overeenkomsten met het late werk van Vincent van Gogh. De manier waarop Gorter de poëtische conventies, de syntaxis, de woordvorming en alle regels van een geordend taalgebruik overboord gooit om de intensiteit van de sensatie op te roepen, vindt een parallel in de schildertechniek van beroemde schilderijen als Zonnebloemen (1888), Sterrennacht (1889) of Korenveld met kraaien (1890).
Zelfs de overspannen roes waarin het late werk van Van Gogh tot stand kwam vindt een parallel bij Gorter. In een brief aan Lodewijk van Deyssel getuigde hij over het ontstaan van Verzen: ‘Ik liep een jaar rond met een licht hoofd en rare oogen als ik er nu aan denk. Mijn gezondheid leed er zeer diep onder. Het was een litteratuurziekte in me.’