Kies je taal:

Gruuthuseliedboek


± 1400 , liederen
Gruuthuuse Egidiuslied Gruuthuseliedboek

Hoewel lyriek in de middeleeuwen meestal gezongen werd, krijgen we voor het Nederlands pas omstreeks 1400, met het Brugse Gruuthuseliedboek, voor het eerst muziek te zien. Geen noten weliswaar, maar streepjes op een sleutelloze notenbalk los boven de tekst. Musicologen en musici hebben er tot op de dag van vandaag een lastige dobber aan.

Met zijn 147 liederen beslaat het liedboek slechts een deel van het handschrift, dat ook nog zeven gebeden en zestien gedichten omvat.

Al deze teksten steken zowel wat vorm als inhoud betreft buitengewoon geraffineerd in elkaar en moeten vermoedelijk aan één auteur toegeschreven worden. Lange tijd hebben sommigen de liederen als het werk van de rijke Brugse bontwerker Jan Moritoen beschouwd, maar tegenwoordig schrijven meer en meer specialisten de inhoud van het hele handschrift toe aan de stadsambtenaar, boekverluchter, zanger en cultureel ondernemer Jan van Hulst, die in 1428 vermoedelijk ook een van de stichters was van de Heilige Geest, de oudste Brugse rederijkerskamer. Als dat vermoeden juist is, dan is deze Jan van Hulst een van de meest briljante Nederlandstalige dichters van de middeleeuwen geweest.

Detail uit het handschrift (Kerelslied)

Onderwerp van de meeste liederen is de hoofse liefde. De minnende ik-figuur, bijna altijd een man, is hier niet zozeer de onderdanige dienaar van een wispelturige en onbereikbare dame, zoals dat in de vroegere hoofse minnelyriek gebruikelijk was; hij is veeleer de aanbidder van een engelachtige, volmaakt zuivere vrouw, aan wie hij eeuwige trouw belooft, en van wie hij wedertrouw verlangt. De liederen lenen zich er perfect toe om vrouwen het hof te maken, en het is niet onwaarschijnlijk dat namen als Maria, Margriete, (Ag)niete, (Bea)trice die als acrostichons in de liederen voorkomen, naar huwbare Brugse meisjes verwezen, voor wie deze liederen als liefdesgeschenk of liefdesverklaring waren bedoeld. Ook de nieuwjaars- en meiliederen die in de verzameling voorkomen, kunnen zo’n rol hebben vervuld.

Naast de liederen die een edele, oprechte liefde bezingen, zijn er ook komische liederen met kleurrijke, vaak marginale figuren (rondtrekkende marktkramers, geile pastoors, wulpse pseudovromen, overspelige vrouwen…), waarin liefde doorgaans tot snelle seks wordt herleid: ongetwijfeld zijn ze als komische waarschuwingen bedoeld. Maar ook zijn er liederen waarin een teleurgesteld ‘ik’ door een niet beantwoorde liefde in de greep is van oeverloos getob en ziekmakende melancholie: dan zoekt hij beter zijn heil bij een vrolijk gezelschap en smoort hij zijn frustratie in de drank.

Verder bevat de verzameling ook dans- en dialoogliederen, afscheidsliederen en Marialiederen. Ook een pelgrimslied treffen we aan, en het beroemde Kerelslied, een spotlied waarin afgerekend wordt met de opstandige plattelanders die samen met de Gentenaren in de vroege jaren tachtig van de veertiende eeuw in opstand waren gekomen tegen de Vlaamse graaf en tegen de Brugse elite, die zijn zijde had gekozen.

Ongetwijfeld waren de teksten in het Gruuthusehandschrift bedoeld voor deze welstellende luxe-ambachtslieden, makelaars, kooplui, stadsbestuurders enzovoort. Wie de Egidius is geweest, aan wie twee ontroerende dodenklachten zijn gewijd, is, ondanks enkele boude hypotheses, nog steeds onbekend. We weten alleen dat hij een zanger van polyfone muziek moet zijn geweest.

Detail uit het handschrift; eerste regels van het Egidiuslied

Wat de vorm betreft is de Gruuthuselyriek duidelijk schatplichtig aan genres als de ballade, het rondeel en het chanson, die in de late middeleeuwen het Franstalige liedrepertoire domineerden. Naarmate men echter verder in het liedboek komt, merkt men dat met deze genres op steeds ingenieuzere wijze wordt geëxperimenteerd, en wel op zo’n overtuigende manier dat dit liedboek met geen enkele andere liedverzameling in West-Europa te vergelijken is.

De virtuositeit van de inhoud steekt nogal af tegen het wat smoezelige uitzicht dat het handschrift vandaag heeft. In dat opzicht verbleekt het bij de prachtmanuscripten die deel uitmaakten van de omvangrijke, grotendeels Franstalige bibliotheek van de schatrijke Lodewijk van Gruuthuse (1422-1492), naar wie het handschrift is vernoemd. Hoe het precies in zijn bezit is gekomen, is een van de onopgeloste raadsels die het handschrift nog steeds omringen.

Op deze pagina vind je heel wat videomateriaal over het Gruuthuseliedboek.

Meer weten?

Over het handschrift:

  • Jos Koldeweij, Inge Geysen & Eva Tahon (red.), Hoofsheid en devotie. Het Gruuthusehandschrift: kunst en cultuur omstreeks 1400. Antwerpen: Ludion, 2013.
  • Frank Willaert (red.), Het Gruuthuse-handschrift in woord en klank. Nieuwe inzichten, nieuwe vragen. KANTL-colloquium 30 november 2007. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 2010.
  • Frank Willaert, Jos Koldeweij & Johan Oosterman (red.), Het Gruuthusehandschrift. Literatuur, muziek, devotie rond 1400. Internationaal congres Brugge 25-27 april 2013. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 2015.
  • Openbaar Kunstbezit Vlaanderen: Liefde en devotie in het Gruuthusehandschrift.

Te beluisteren:

  • Een overzicht van enkele vertolkingen van liederen (door Fala Música, Paul Rans ensemble, Camerata Trajectina, Studio Laren) vind je de webstek van de KB Den Haag.

Ook nog:

Dichteres Ellen Deckwitz besprak in de rubriek Dichter bij Ellen (De Morgen, 27/09/2017) een fragment uit het Gruuthuse-handschrift.

Voor de leraar:

Gruuthuseliedboek