Van Eeden riep samen met Frank van der Goes, Willem Kloos, Willem Paap en Albert Verwey in 1885 het tijdschrift De Nieuwe Gids in het leven, waarin de Tachtigers zich afzetten tegen de toen populaire ‘domineespoëzie’. In 1894 verliet hij de Beweging van Tachtig echter, voornamelijk omdat hij zich niet kon vinden in hun ideaal van ‘l'art pour l'art’.
Zelf was Van Eeden uitgesproken geïnteresseerd in het psychisch doorgronden van zijn personages, en koesterde hij de wens de maatschappij te verbeteren. ‘Waar de mensheid is en haar weedom, daar is mijn weg’, zo had hij in De kleine Johannes al geschreven en in 1898 kwam deze wens tot uiting in de oprichting van de leefgemeenschap Walden in Bussum, waar hij onder andere Van de koele meren des Doods schreef.
De eerste zinnen van de roman vatten hem samen: ‘De geschiedenis van een vrouw. Hoe zij zocht de koele meren des Doods, waar verlossing is, en hoe zij die vond.’ Dat hoofdpersonage is Hedwig Marga de Fontayne, die vanaf haar kindertijd wordt gekweld door spleen of ennui, door de auteur ‘een moe-gevoel’ genoemd. Van Eeden componeerde Hedwig uit verschillende vrouwen uit zijn leven en gaf haar ook zijn eigen ideaal mee: een niet van doodsverlangen gespeend streven naar de eigen zuiverheid, een verlossing van de levensmoeheid door zich aan het sociale en het religieuze te wijden. Uit het boek spreekt ook een groot geloof in de psychoanalyse. Hedwig leert het leven te omarmen door haar ego op te geven.
Dat Hedwig heen en weer wordt geslingerd tussen gevoelens van lust en het verlangen naar het hogere, dat zij na een reeks onfortuinlijke ervaringen in Parijs als prostituee aan het werk gaat om haar morfineverslaving te bekostigen, dat zij door mannen in haar leven vergeleken wordt met een sfinx, zijn weliswaar nogal stereotiepe fin-de-siècle behandelingen van een vrouwelijk hoofdpersonage. Van Eeden vindt in dit opzicht aansluiting bij Flauberts Madame Bovary en Tolstojs Anna Karenina, en dichter bij huis bij o.a. Van Deyssels Een liefde en Couperus’ Eline Vere. De positieve ondertoon van zijn roman verhindert echter dat Van de koele meren des Doods zich onder de noemer ‘naturalisme’ laat vangen. Ondanks Hedwigs worsteling met gevoelens van lust, schrijft Van Eeden hier ook minder krampachtig over seksualiteit dan in, bijvoorbeeld, zijn roman Johannes Viator. Het boek van de liefde (1892), waarin hij de platonische liefde bewierookt en de lijflijke demoniseert.
Veel tijdgenoten vonden dat Van de koele meren des Doods eerder een medisch dan een literair doel diende. De nadrukkelijk aanwezige alwetende verteller in de roman versterkte wellicht het gevoel dat de psychiater Van Eeden aan het woord is. In een voorwoord bij de tweede druk verdedigde de auteur zich: ‘... de bedoeling was geen andere dan de wedergave, het weder doen ondervinden, door anderen, van de zelf ondergane schoonheids-emotie.’
Latere lezers leken de psychoanalytische inslag net te waarderen. In 1982 werd de roman verfilmd door Nouchka van Brakel, die de vrouw-vijandige sfeer rond Hedwig in de verf zette. Van de koele meren des Doods beschrijft in de eerste plaats echter een zoektocht naar zingeving in het leven, naar de juiste omgang met een melancholische geestesgesteldheid en innerlijke tegenstrijdigheden, en daarin zullen ook veel hedendaagse mannen en vrouwen zich herkennen.
Op deze pagina vind je video- en audiomateriaal over Van de koele meren des doods.