-
Vorige
Van de koele meren des doods
Frederik van Eeden
1900 -
Volgende
Het vader-huis
Karel van de Woestijne
1903
Zelf schreef Couperus in een brief van 1919: ‘De stille kracht geeft vooral weêr de geheimzinnige vijandschap van Javaanschen grond en sfeer en ziel, tegen den Nederlandschen veroveraar. Deze niet verborgen hostiliteit is een mystiek element in het boek’.
Zo werd de roman door de tijdgenoten ook gelezen en gewaardeerd: als een confrontatie tussen de westerse ideeën van de kolonialen in het toenmalige Nederlands-Indië en de autochtone, onderdrukte Javaanse bevolking. Het Westen tegenover het Oosten, waarbij de Nederlandse ambtenaren en hun entourage te maken krijgen met een uiterlijk zeer eerbiedige, nederig voor hen buigende, zelfs letterlijk ‘loophurkende’ lokale bediening. En toch krijgen ze op geen enkele manier greep op het geheime verzet van de Javanen, dat herhaaldelijk als een ‘onuitzegbaar mysterie’ wordt omschreven. Hun eigen ‘stille kracht’, hun trotse verzet tegen de onderwerping, zal in de roman uiteindelijk triomferen.
Behalve met De stille kracht is Couperus vooral bekend geworden met de psychologische romans Eline Vere (1889) en Van oude mensen, de dingen die voorbijgaan (1906) en met historische romans als De berg van licht (1905-1906).
Couperus heeft de tegenstelling oost-west uitgewerkt rond de geschiedenis van de ‘krachtige’ bestuursambtenaar Otto van Oudijck, een ‘heersersfiguur’ die resident is in een Javaanse stad. In een uitgebreid psychologisch portret van hem en van zijn vrouw Leonie, een overspelige femme fatale die flirt zowel met haar stiefzoon als met de aanstaande van haar stiefdochter, wordt heel expliciet getoond hoe hun ondergang onvermijdelijk is omdat ze geen voeling hebben met ‘de mystiek der zichtbare dingen op dat eiland van geheimzinnigheid’.
Het gezin van Van Oudijck valt uiteen, zijn vrouw verdwijnt naar Parijs en de resident trekt zich uiteindelijk terug in de desa (Javaans woord voor een dorp op het platteland) met een inheemse vrouw en haar familie. Ook in hun vriendenkring van westerlingen is dan de angst al toegeslagen voor de geheimzinnige, ‘stille’ kracht die zich uit in tal van vreemde verschijnselen zoals tafeldansen en sirih-spuwen. Tijdgenoten van Couperus voelden zich niet alleen aangetrokken tot deze mystiek, maar genoten ook wel van de beschrijving van de ‘vrijere moraal’ van de kolonialen: er werd wel ‘veel gedaan aan liefde’ in Indië, wat het boek een pikant ‘onzedig’ tintje gaf.
Later, en zeker voor de lezers van vandaag, is daar nog het besef bijgekomen dat Couperus hier, heel vroeg al, scherp en nadrukkelijk kritiek uit op het kolonialisme en de Europeaan, ‘die zich inburgert in een land, vijandig aan zijn bloed’. In de strijd tussen de ‘Oosterschen tegenstand’ en de ‘Westersche ideeën’ kiest Couperus voor het verzet: zijn kritiek is zeer expliciet. Indië is ‘een reusachtige maar uitgeputte kolonie, steeds uit Holland bestuurd met éen idee: winstbejag’, en de overheerser is een ‘kleine armzielige uitzuiger’. Deze analyse heeft een belangrijke rol gespeeld in de bewustwording rond de misstanden in het koloniale verleden.
De stille kracht werd in 1974 bewerkt tot een televisieserie, die door miljoenen kijkers werd gevolgd. In 2015 transformeerde Ivo van Hove het boek tot een intense theatervoorstelling, waarin tropische regens en stormen het toneel overvielen.