Skip to main content
Waar ben je naar op zoek?

Een revolverschot

Virginie Loveling
Canon 2025 1911, roman

Een revolverschot is een indringende psychologische roman vol contrasten – tussen humor en horror, het verhevene en het aardse – en vormt een donker hoogtepunt uit het latere oeuvre van Virginie Loveling, een auteur met een scherpe pen en uitgesproken maatschappelijke overtuigingen.

Virginie Loveling (1836-1923) wordt vaak in één adem genoemd met haar iets oudere zus Rosalie, met wie ze samen poëzie en ‘novellen’ schreef. Rosalie Loveling stierf echter al in 1875. Virginie Loveling bleef tot op hoge leeftijd een omvangrijk en veelzijdig oeuvre uitbouwen, dat voornamelijk bestaat uit gedichten, korte verhalen en romans. 

Ze kende ook een sterk politiek geëngageerde fase: Loveling vertegenwoordigde een uitgesproken liberale stem in de Schoolstrijd en hekelde de grote invloed van de clerus op het platteland. Dat deed ze eerst onder het mannelijke pseudoniem W.G.E. Walter. 

Al in haar eigen tijd kreeg Loveling veel waardering. Met Een dure eed (1891) won ze de Vijfjaarlijkse Prijs voor de Nederlandse Letterkunde. Ze was de tante van Cyriel Buysse en schreef samen met hem de humoristische roman Levensleer (1912). Ze liggen trouwens naast elkaar begraven op de Westerbegraafplaats in Gent.

Een revolverschot is een laat werk binnen Virginie Lovelings oeuvre en behoort tot haar donkere periode, waarin ze blijk geeft van een pessimistische levensvisie. De duistere kant van het bestaan leerde ze al kennen in haar kindertijd. Haar aan alcohol verslaafde vader pleegde zelfmoord toen ze tien was: tijdens een delirium tremens verhing hij zich aan een boom in hun prachtige tuin. Het is een gebeurtenis die Loveling nooit letterlijk heeft neergeschreven, maar die doorschemert in veel van haar werk. 

Naast de psychologische doortastendheid valt de zorgvuldige opbouw van Een revolverschot op, met terugkerende motieven en personages die elkaar spiegelen. Loveling plaatst humor naast horror, het verhevene naast het aardse; haar spel met contrasten heeft een levendig effect. 

Zusterlijke liefde?

Loveling neemt de lezer mee naar het dorp Vroden, waar ook enkele andere van haar romans en verhalen zich afspelen, en dat ze baseerde op Nevele, het dorp waar ze woonde, afgewisseld met Gent. In het boek wonen Marie en Georgine Santander er in het huis van hun overleden ouders. Ze zijn heel verschillend qua uiterlijk en temperament: de kleine, dunne Marie is ernstig en zorgzaam, haar tien jaar jongere zus Georgine is groot, rond, vrolijk en wat lui. Marie was als kind jaloers op Georgine, maar heeft zich al snel als een moeder over haar ontfermd. Ze zou Georgine graag zien trouwen met de schriele notaris Mussche. Over de vurige binnenwereld van de volwassen Marie heeft niemand een vermoeden.

Hun overbuurman Luc Hancq is een door vrijwel het hele dorp geliefde levensgenieter, wiens veel oudere echtgenote al vroeg in het verhaal overlijdt. Hij trekt met de zussen op, geeft ze een revolver en leert ze schieten. Ze ontmoeten elkaar ook tijdens spelletjesavonden en uitstappen met de notabelen van het dorp. Zijn zwak voor vrouwelijk schoon wordt bij herhaling vergoelijkt door de gemeenschap. Subtiel maakt Loveling nu en dan een krasje op Hancqs imago van ‘vreugdebrenger’, bijvoorbeeld door het misprijzen te tonen waarmee hij de oude dienster Trientje behandelt. 

Marie raakt in de ban van wat ze ziet als de wederzijdse aantrekkingskracht tussen haar en Luc Hancq; ze waant zich zelfs al zijn verloofde. Tussen de twee gebeurt wel degelijk het een en ander. Hij geeft haar complimenten en volgt haar met een gretige blik.

Tijdens een uitstap beklimmen ze met z’n tweeën een toren en stort hij zich op Marie, maar wanneer zij die begeerte minstens zo vurig beantwoordt, trekt hij zich geschrokken terug, al raakt hij haar wel nog aan tijdens de afdaling. Marie verkeert in een gelukzalige roes. Zijn aarzeling schrijft ze toe aan het recente overlijden van zijn vrouw.

Het wordt echter steeds duidelijker dat Luc Hancq intussen Georgine het hof maakt, en dat zijn voorkeur uitgaat naar de jongere zus. Huishoudster Trientje confronteert Marie ermee en wanneer die er bedremmeld tegen inbrengt dat Luc Hancq ook haar liefdevol behandelt, antwoordt Trientje: ‘Ge weet immers wel dat wie te vrijen gaat, zelfs de hond van ’t hof gaarne ziet, ge zijt de hond van ’t hof en daarom…’ 

Ambiguïteit en diepzinnigheid

Toch volgt er ook na die grote vernedering nog een moment waarop Luc Marie weer hoop geeft – of is het een poging tot troost? De waarheid laat zich in Een revolverschot niet vastpinnen; ze is veelzijdig, de gebeurtenissen blijven ambigu. Dat is meteen een van de sterkste troeven van de roman, die op die manier ruimte laat aan de invulling van de lezer. Tijdens de afdaling in Maries psyche opent Loveling telkens weer een luik naar wat óók waar is. Duidelijk is dat Marie weigert zich neer te leggen bij haar rol en bij haar lot. Uit alle macht trekt ze zich op aan de belofte van geluk, weg van de ‘levensinkrimping’ die een eenzaam nonnetje dat ze in een kerk ziet zitten voor haar belichaamt.

Een confrontatie tussen de zussen kan echter niet uitblijven, en de koortsachtige razernij die Loveling naar het einde toe opbouwt, mondt uit in de beklijvende ontknoping waar de lezer al van bij het begin, door de titel van het boek, in spanning op zat te wachten. De auteur laat ons daar echter niet achter: Een revolverschot is in de eerste plaats het tragische en met uiterste precisie beschreven verhaal van hoe iemand die bij herhaling aan het kortste eind trekt ‘de zottin’ kan worden, en hoe zowel de eigen aard als de omgeving daar een rol in spelen. De subtiliteit en dubbelzinnigheid maken van Een revolverschot een psychologische roman die op een haast unieke manier omgaat met de instinctieve driften van de mens.