Skip to main content
Waar ben je naar op zoek?

Het vader-huis

Karel van de Woestijne
Canon 2025 1903, poëzie

Het poëziedebuut van Karel van de Woestijne wordt erkend als een belangrijke vernieuwende bundel en getuigt van een meesterschap dat gerust met dat van Guido Gezelle kan wedijveren.

Het is 1903. Karel van de Woestijne is vijfentwintig wanneer zijn eerste dichtbundel, Eerste verzen zijnde Het vader-huis verschijnt. Zijn vriend Julius De Praetere heeft het boek op 120 exemplaren gedrukt op zijn handpers in het Patershol in Gent. De Nederlandse uitgever L.J. Veen zal uiteindelijk voor de verdeling van de bundel zorgen. Ook al duurde het drukproces te lang en kregen drukker en dichter ruzie, Van de Woestijnes bundel sloeg meteen in als een bom.

Van de Woestijne is een jonge debutant, maar geenszins een beginneling. Zijn allereerste tijdschriftpublicatie dateert al van 1890. Als twaalfjarige neemt hij deel aan een opstelwedstrijd. Zijn tekst op rijm wordt bekroond en in het jeugdblaadje Land en Volk afgedrukt. Zes jaar later doet hij al met de grote jongens mee. Dan publiceert hij zijn eerste gedichten in het prestigieuze tijdschrift Van Nu en Straks. De gedichtencyclus ‘Door het zomeren’, die begint met de woorden ‘Woud, macht van vuur, o majesteit van vuur’ blaast de jonge Stijn Streuvels van zijn sokken. Hij gewaagt van ‘een taal als in arduin gekapt, hard als ijzer en met een klank van brons!’

Voor Het vader-huis zijn ook toonaangevende critici als Willem Kloos en Albert Verwey vol lof. Van de Woestijnes poëziedebuut wordt erkend als een belangrijke vernieuwende bundel die getuigt van een meesterschap dat de jonge dichter op dezelfde hoogte brengt als Guido Gezelle, de grootste Vlaamse dichter van de negentiende eeuw. Slechts één recensent maakt voorbehoud: de Gentse historicus en criticus Paul Fredericq. Zelden ‘vreemder, onsamenhangender en ziekelijker poëzie dan deze rijmen’ gelezen, noteert hij. 

Verfijnd klankgebruik en nieuwe woorden

Het openingsgedicht van de bundel, het sonnet ‘Wijding aan mijn vader’, opgedragen aan zijn te vroeg gestorven vader, zet meteen de toon. 

o Gij, die kommrend sterven moest, en Váder waart,

en míj liet leven, en me teeder léerde leven

met uw zacht spreken, en uw streelend hande-beven,

en, toen ge stierft, wat late zon op uwen baard;

Het verfijnde klankgebruik dat de bundel typeert, valt al vanaf de eerste strofe van het eerste gedicht op. De lange, zachte ee-klanken in regel twee en drie maken de tederheid van de overleden vader hoorbaar, tastbaar en voelbaar. Om zijn gevoelens heel precies en compact te kunnen uitdrukken, verzint Van de Woestijne nieuwe woorden, vaak door twee bestaande woorden door een liggend streepje te verbinden tot een nieuw begrip, zoals hande-beven, avond-zoete, wijd-suizend, spiegel-rust. 

Dit gedicht verwerft al snel de status van ‘klassieker’, samen met de gedichten ‘Voor-zang’ en ‘Koortsdreun’. De beginregels van die gedichten, respectievelijk ‘Het huis mijns vaders waar de dagen trager waren’ en ‘’t Is triestig dat het regent in den herfst’, hebben zich in het gehoor van generaties poëzieliefhebbers genesteld. Deze gedichten werden tientallen keren gebloemleesd, ook nog in de eenentwintigste eeuw. Ilja Leonard Pfeijffer nam ‘Voor-zang’ in 2016 op in de bloemlezing De Nederlandse poëzie van de twintigste en de eenentwintigste eeuw in 1000 en enige gedichten.

Canoniek in inhoud en vorm

Wat is er zo bijzonder aan Het vader-huis? Waardoor heeft die bundel generaties dichters en lezers beïnvloed? Ten eerste is er de inhoud. De centrale thema’s zijn liefde en dood. Het zijn de oerthema’s van de poëzie, maar ze worden heel persoonlijk ingekleurd. De bundel vertelt het verhaal van een jongeling die zich niet thuis voelt in de wereld, die liefde met angst verbindt en verlangen aan dood koppelt. De gedichten ademen levensmoeheid en somberheid. Er hangt veel avond en schemering, herfst en regen in de verzen. Als geen ander kan Van de Woestijne een sfeer oproepen en vasthouden, gedicht na gedicht, een hele bundel lang. 

Ten tweede is er de vorm. Al op jonge leeftijd schrijft Van de Woestijne met de zwier van een Baudelaire, Rimbaud of Verlaine of van Franstalige Belgen als Maurice Maeterlinck en Emile Verhaeren. Al in ‘Voor-zang’ laat hij zien hoe vaardig hij de toolkit van de dichter hanteert: eind- en binnenrijm, gepaard, gekruist en omarmend rijm, herhaling, alliteratie, assonantie en klanknabootsing…

Generaties Vlaamse dichters zijn door zijn werk beïnvloed. Zelfs in de experimentele bundel Oostakkerse gedichten (1955) van Hugo Claus tref je verwijzingen naar Van de Woestijne aan. Recenter gingen dichters als Luuk Gruwez en Stefan Hertmans een nieuwe dialoog aan met de poëzie van de dichter van Het vader-huis