Het gezin van Paemel
Cyriel Buysse maakte begin 1901 notities voor een toneelstuk dat uiteindelijk Het gezin van Paemel zou worden, een van de bekendste stukken uit de Vlaamse literatuur. Op 21 september van dat jaar stuurde hij het manuscript naar Lodewijk van Deyssel, die het publiceerde in de januari- en februarinummers van zijn tijdschrift De XXe Eeuw. Buysse had op dat moment al de nodige faam verworven met controversiële werken als De biezenstekker (dat in 1890 voor het eerst werd gepubliceerd in De Nieuwe Gids, het tijdschrift van de avant-garde in Nederland) en zeker ook Het recht van de sterkste (1893).
Sociale ongelijkheid onder het vergrootglas
Op 21 september van dat jaar stuurde hij het manuscript naar Lodewijk van Deyssel, die het publiceerde in de januari- en februarinummers van zijn tijdschrift De XXe Eeuw. Buysse had op dat moment al de nodige faam verworven met controversiële werken als De biezenstekker (dat in 1890 voor het eerst werd gepubliceerd in De Nieuwe Gids, het tijdschrift van de avant-garde in Nederland) en zeker ook Het recht van de sterkste (1893). Het gezin van Paemel gaat over de lotgevallen van de leden van een Vlaams boerengezin die de eindjes aan elkaar proberen te knopen ‘in een dorp in Vlaanderen in den actueelen tijd’. Dat lukt niet al te best, want ze worden getroffen door een eindeloze hoop ellende.
Dochter Romanie moet op het kasteel werken, maar raakt zwanger van de zoon van de baron, die zijn verantwoordelijkheid echter niet neemt. Vader en moeder Van Paemel worden van hun stukje land verdreven door de baron, die meer kan verdienen aan een andere huurder. Dochter Célestine laat haar ouders ‘in onzen ouën dag in ons miseroabel huizeken’ in de steek door non te worden, en Cordule moet met haar geliefde, de stroper Masco, naar Amerika vluchten nadat die een door haar aangemoedigde (‘O! Da’k ik ’n mannemeinsch woare!’) moordpoging heeft gedaan op de zoon van de baron.
Zoon Kamiel wordt opgeroepen om op te treden tegen protesterende arbeiders in de stad, waaronder zijn broer Eduard, maar deserteert en moet vluchten. Zoon Désiré, die al voor het begin van het verhaal mank is geworden door een jachtongeval, maar daar amper compensatie voor heeft ontvangen, wordt ziek en sterft.
Socialistische strijd
Buysses toneelstuk werd van meet af aan omarmd door de socialistische zuil. Ook al stamde Buysse uit de gegoede industriële klasse en was hij een overtuigd liberaal, hij stak zijn bewondering voor de (Gentse) socialisten niet onder stoelen of banken. De socialistische interpretatie wordt vooral mogelijk door de aanwezigheid van het personage van Eduard, de oudste zoon. De twee gezagdragers in het stuk noemen hem expliciet ‘socialist’ (de veldwachter) en ‘hoofd (…) van een bende socialiste grévistes’ (de baron), en de jongen toont zich in alles wat hij zegt inderdaad een voorvechter van de belangen van ‘’t wirkvolk’, ‘d’oarme meinschen’, ‘d’oarme wirkmeinschen’.
In die strijd wil Eduard als het moet zelfs geweld gebruiken en zijn combattieve en onverzettelijke houding plaatst hem in de loop van het verhaal lijnrecht tegenover zijn broer Kamiel, die is opgeroepen in het leger dat de stakers moet bedwingen. Uiteindelijk zal Kamiel deserteren en naar Amerika vertrekken, al snel gevolgd door Eduard zelf. Amerika wordt door beiden duidelijk als een meer rechtvaardige plek gezien, waar hun ‘leven nou verbeteren zal’ en waar de gebruikelijke sociale hiërarchie niet van kracht is: ‘Iedereen, arm of rijk, komt hier in de schoonste hotels en cafés, en wordt voor zijn geld zoo goed bediend alsof hij eenen prinse was’.
In de Vlaamse picareske traditie
Die socialistische lezing is echter niet de enige mogelijke. Buysse verleent immers ook een podium aan heel andere houdingen tegen misbruik door werelds (en religieus) gezag. Masco, bijvoorbeeld, keert zich net als Eduard tegen de onrechtvaardigheid van de maatschappij. Aanvankelijk doet hij dat op een vrij onschuldige manier, door de hazen van de baron te stropen bijvoorbeeld, of door de veldwachter te bedotten. Naarmate de gebeurtenissen grimmiger worden, wordt hij een stuk agressiever: hij beschiet de politieagenten wanneer die Kamiel komen arresteren en neemt wraak op Maurice, de zoon van de baron, wanneer die Romanie zwanger heeft gemaakt.
Masco is geen socialist, maar past in een lange rij van picareske figuren die met de Vlaamse identiteit werden geassocieerd. Reinaert de Vos en Tijl Uilenspiegel zijn bekende voorbeelden van personages die vaak zo werden en worden geïnterpreteerd: ondeugend en wars van gezag, maar sluw, altruïstisch en met het hart op de goede plek. Masco’s acties zijn een stuk efficiënter dan die van Eduard: de agenten krijgen Kamiel niet te pakken en Maurice – die in het verleden een van de zoons van Van Paemel mank heeft geschoten bij een jachtongeval – verliest een oog.
Het interessante aan Buysses stuk is dat beide rebellerende posities – die van de socialistische staker Eduard en die van de schalkse underdog Masco – uiteindelijk tot hetzelfde resultaat leiden: zowel Eduard als Masco en Cordule wijken uit naar Amerika. Zij hebben het systeem in hun eigen land dus niet kunnen veranderen. Datzelfde geldt voor de houding die andere personages in de tekst aannemen: de godsvrucht van Célestine leidt tot de volledige terugtrekking uit de wereld in een klooster, de trouw en werklust van de ouders tot een eenzaam levenseinde in een huisje van het liefdadigheidsbestuur.
Of er in Vlaanderen ooit iets gaat veranderen, blijft onhelder in het stuk; we moeten het stellen met de strijdlust die uit Eduards woorden in de slotscène spreekt: ‘Den tijd ’n es nie verre mier da zulke dijngen nie mier ’n zille gebeuren. ’t Ure van de wroake zal wel hoast gekomen zijn.’
-
Meer lezen
Bel, J. (2018). Bloed en rozen. Geschiedenis van de Nederlandse literatuur 1900-1945. Prometheus.
Buysse, C. (1902). Het gezin van Paemel. Volksdrukkerij
Couttenier, P. (1997). Naturalisme à la carte: Cyriel Buysse. In K. Wauters (red.), Verhalen voor Vlaanderen. Aspecten van het Vlaamse fictionele proza tot aan de Tweede Wereldoorlog. Vijftien lezingen (pp. 139-152). Pelckmans.
Musschoot, A.M. (1998). Het gezin van Paemel: een eigentijdse visie. Gesprek met regisseur Lucas de Bruycker. Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap, 14, 181-197.
Van Parys, J. (2003). Het leven, niets dan het leven. Houtekiet Atlas.
Van Parys, J. (2003). ‘Dat moeten wij absoluut spelen’. Bij de honderdste verjaardag van Het gezin van Paemel (1903-2003). Brood & Rozen, 8(1), 7-25.
Van Schoor, J. (2014). Cyriel Buysse. Het gezin van Paemel. In T. Anbeek, J. Goedegebuure & B. Vervaeck, Lexicon van literaire werken. Wolters-Noordhoff/Garant.