Skip to main content
Waar ben je naar op zoek?

Nooit meer slapen

Willem Frederik Hermans
Canon 2025 1966, roman

‘Ik ben bezig een van mijn romans af te maken’, schreef Willem Frederik Hermans (1921-1995) op 3 februari 1965 aan de bevriende Vlaamse auteur Gust Gils. ‘Bewijs: gisteravond heb ik twee bladzijden van het eerste hoofdstuk geschrapt.’ Het werk in kwestie verscheen een jaar later onder de titel Nooit meer slapen (1966). De roman geldt tegenwoordig als een hoogtepunt in het oeuvre van de auteur. Die was zelf ook zeer tevreden over het eindresultaat, zo liet hij Gils weten nadat hij er de laatste hand aan had gelegd: ‘Sindsdien slaap ik uitstekend.’

In Nooit meer slapen trekt de jonge Nederlandse geoloog Alfred Issendorf met drie Noorse collega’s door Finnmark, de noordelijkste provincie van Noorwegen. Hij moet er bewijzen verzamelen voor de hypothese dat met water gevulde gaten in de bodem niet door smeltijs zijn veroorzaakt, maar in feite meteoorkraters zijn. Door de filosofische gesprekken met zijn metgezellen en de uitgebreide innerlijke monologen krijgt de expeditie voor Alfred gaandeweg ook het karakter van een zelfonderzoek. Hij worstelt met de verwachtingen van zijn dominante moeder, die hoopt dat hij de belofte van zijn jonggestorven vader, een botanicus die tijdens een expeditie is verongelukt, alsnog zal inlossen.

Alfred vergaat het uiteindelijk niet veel beter. Hij wordt tegengewerkt door de concurrent van zijn leermeester, die hem de noodzakelijke luchtfoto’s van het gebied onthoudt, en hij wordt geteisterd door muggen, de middernachtzon, honger en andere fysieke en mentale beproevingen. Het gezelschap valt uiteen en niet iedereen overleeft de barre tocht. In het vliegtuig terug naar Nederland leest Alfred in de krant dat in het gebied waar hij doorheen is getrokken waarschijnlijk een meteoriet is ingeslagen. Van wetenschap tot literaire queeste

Van wetenschap tot literaire queeste

Nooit meer slapen is deels geïnspireerd op twee wetenschappelijke reizen die Hermans begin jaren 1960 had gemaakt: een bezoek aan een geografencongres in Zweden in 1960 en een geologische expeditie door Finnmark in 1961.

Toen Nooit meer slapen verscheen, had hij een aanstelling als lector fysische geografie in Groningen. Hermans had echter vooral naam gemaakt als de schrijver van gewaardeerde én geruchtmakende romans als De tranen der acacia’s (1949), Ik heb altijd gelijk (1951) en De donkere kamer van Damokles (1958) en van vaak polemische kritieken, brochures en essays, die hij onder meer bundelde in Mandarijnen op zwavelzuur (1964). 

In 1973 nam Hermans ontslag en vestigde hij zich als voltijds schrijver in Parijs. Zijn visie op de wetenschap verwerkte hij ook in de sleutelroman Onder professoren (1975). 

Maar waar die roman in hoofdzaak een satire op het universitaire wereldje is, zijn de particuliere ervaringen in Nooit meer slapen verwerkt in de queeste van een intelligente, ambitieuze, door faalangst en tegenslagen gehinderde jongeman. Een universeel cultureel thema dat de roman blijvend interessant maakt.

Tijdloos proza

Ook stilistisch is Nooit meer slapen allesbehalve verouderd. Vanaf de beroemde eerste zin (‘De portier is een invalide.’) is de roman geschreven in een kristalheldere, beheerste stijl, die aan de reportagevorm doet denken, ook door het gebruik van de tegenwoordige tijd. De lezer krijgt zo het idee dat hij de expeditie meebeleeft terwijl zij plaatsvindt. De vorm weerspiegelt als het ware de bewustzijnstoestand van de auteur tijdens het schrijven, zoals verwoord in een brief aan een andere Vlaamse vriend, Freddy de Vree: ‘de laatste weken [heb ik] niets gedaan dan aan Nooit meer slapen schrijven. Ik voelde mij heel gezond, uitgebalanceerd, rustig en gelijkmoedig bij deze harde arbeid.’

Nooit meer slapen was Hermans’ eerste grote roman sinds het succesvolle De donkere kamer van Damokles (1958). Hoewel de critici overwegend positief oordeelden over Nooit meer slapen, was de teneur dat het werk toch wat onderdeed voor zijn voorganger. In Hermans’ ogen was het precies andersom. De donkere kamer van Damokles deed hij later zelfs af als een ‘mislukt’ boek, omdat hij zijn bedoelingen ermee niet duidelijk genoeg tot uitdrukking zou hebben gebracht. Nooit meer slapen daarentegen bleef hij onverminderd tot zijn beste werken rekenen.

De Grote Drie

De Jan Campertstichting bekroonde Nooit meer slapen met de Vijverbergprijs voor 1966, maar de auteur verzocht het prijzengeld over te maken aan de liefdadigheidsactie ‘Eten voor India’. De P.C. Hooftprijs, die Hermans in 1971 werd toegekend, weigerde hij zelfs in zijn geheel.

De Prijs der Nederlandse Letteren, de grootste eer op letterkundig gebied in het Nederlandse taalgebied, nam hij in 1977 wel dankbaar in ontvangst uit handen van de Belgische koning Boudewijn.

Op dat moment werd Hermans met Gerard Reve (1923-2006) en Harry Mulisch (1927-2010) gerekend tot de ‘Grote Drie’ van de naoorlogse Nederlandse literatuur. Bij de publieksverkiezing van de beste Nederlandstalige boeken aller tijden in 2007 was Hermans als enige schrijver met twee romans vertegenwoordigd in de top tien – behalve met Nooit meer slapen ook met De donkere kamer van Damokles. Beide romans verschenen in 2010 in één band als het derde deel van Hermans’ Volledige Werken.

  • Meer lezen
    • August Hans den Boef, ‘Willem Frederik Hermans, Nooit meer slapen’. In: Ton Anbeek, Jaap Goedegebuure & Bart Vervaeck (red.), Lexicon van literaire werken. Groningen 1990.
    • Ton den Boon, Van oude mensen… Van boektitel tot staande uitdrukking. ’s-Hertogenbosch 2008.
    • Max van Duijn, ‘De Zaak Alfred I. Moord in Nooit meer slapen?’ in: Nieuw Letterkundig Magazijn 24 (2011), afl. 2 (december), p. 62-67.
    • Frans A. Janssen, ‘Terug naar Alfred’. In: De Internet Gids, 6 januari 2013.
    • Pia de Jong, Lange dagen. Amsterdam 2008.
    • Peter Kegel, Nadine van Maanen & Bram Oostveen, ‘Willem Frederik Hermans. “Expeditie Nooit meer slapen”.’ In: Literatuurmuseum.nl (2016).