Het boek alfa
Het boek alfa is een overrompelende taalconstructie waarmee Michiels de ongebreidelde gedachtestroom van een twijfelende schildwacht weergeeft. Het is een gloeiende ode aan de verbeelding, de liefde en de taal, maar stelt tegelijk de kracht daarvan in vraag.
Ivo Michiels (ps. van Henri Ceuppens, 1923-2012) is een van de grote vernieuwers van het naoorlogse proza. Als dagbladcriticus, tijdschriftredacteur en romanschrijver drukt hij decennialang een stempel op de Nederlandse literatuur en ook nadien blijft hij lezers en schrijvers inspireren. Na zijn vroege, ethisch en humanitair gerichte proza schrijft hij in 1957 het overgangswerk Het afscheid (1957), dat later door Roland Verhavert verfilmd wordt met Julien Schoenaerts in de hoofdrol. Het boek alfa (1963) is het eerste boek van De alfa-cyclus (1963-1979) en betekent het begin van een nieuwe schrijfperiode. Nadien volgen nog de tien boeken van Journal brut (1983-2001).
Ritmiek en verbeelding
Het boek alfa begint met een vertrouwde Vlaamse scène, die weliswaar in een ongewone stijl verteld wordt. Vier kinderen gaan op nieuwjaarsdag op pad om van deur tot deur hun nieuwjaarswensen te zingen, maar ze raken verdwaald. Na de proloog komt de spilfiguur van het boek op het toneel, een anonieme soldaat die op wacht staat aan een kazerne en naar wie het boek telkens terugkeert. Hij is doordrongen van het besef dat hij gehoorzaam moet blijven, terwijl hij ernaar verlangt om naar An te gaan. Zijn desertie zou echter met de dood bestraft worden. Terwijl hij daar staat, verenigt hij als het ware verschillende tijden en plaatsen.
Door de geluiden die hij hoort, vernemen we iets van de gelijktijdigheid van allerlei gebeurtenissen in de stad, zoals het marcheren in de kazerne en de vluchtende bewoners. Zijn gedachten en associaties brengen hem naar een mogelijke toekomst met An en naar allerlei momenten uit zijn verleden. De vele episodes die Het boek alfa naast elkaar zet, kunnen we zo begrijpen als herinneringen en wensen van de soldaat, ook al zijn ze daar niet toe te reduceren. Hij denkt bijvoorbeeld terug aan een inwijding in de fabriek waar hij begon te werken, aan zijn eerste seksuele ervaringen of aan een processie waar hij aan deelnam.
In die scènes uit zijn kindertijd en puberteit drijft een onthullend beeld boven. Het gaat om scènes van geweld, macht, lichamelijkheid en seksualiteit. Door de ritmische taal waarin ze verschijnen, winnen ze aan impact en betekenis.
Wanneer het jongetje zich in een toilethokje terugtrekt uit het gejoel van de school, herinneren de aanmanende stemmen hem aan een heleboel bevelen uit zijn leven. Die borrelen op in een ritmische stroom van ‘hop aan het bord en hop je les en hop je kneukels en hop de armen omhoog en hop de armen omlaag’ en zo gaat het in een dwingend hop-ritme maar door met bevelen op school, in het gezin en in de kerk. Elders is het het jongetje zelf dat beveelt, terwijl hij op een kar staat en een paard aanvuurt met de zweep. In plaats van een hop-ritme komt er nu een ju-ritme tot stand: ‘ju paard en ju kar en ju oom en ju bier in de buik van mijn oom en ju bomen langs de weg’. In beide gevallen komt zo de mens in beeld die met de macht van taal beveelt en wordt bevolen.
Taal(geweld), macht en verzet
Met literaire middelen zoals taalritme, stapelzinnen en beeldspraak maakt Het boek alfa de dynamiek van macht en gehoorzaamheid zichtbaar in de vorm van taalgeweld. Het boek bekritiseert met andere woorden het gebruik van taal als dwangmiddel. Het doet dat niet op een eendimensionale manier, want het geeft aan dat er aan machtsrelaties niet te ontkomen valt. Zelfs in een intieme ontmoeting tussen twee geliefden zit er een machtsspel. En bij die constateringen blijft het niet. Algauw doemt er in de scènes een antwoord op het geweld op via symbolen en symbolische handelingen, zoals het kruis, de roos, de sneeuw en het roerloze verzet. Het boek alfa is dus geen pessimistisch boek, maar een boek dat taalgeweld creatief ombuigt, dat de weg wijst naar een verzet dat altijd nog mogelijk is en dat opbouwt naar een opheffing van tegenstellingen.