Skip to main content
Waar ben je naar op zoek?

Bezonken rood

Jeroen Brouwers
Canon 2025 1981, roman

Schreef Jeroen Brouwers (1940-2022) met Bezonken rood (1981) een rouwroman? Is het boek kampliteratuur of een literaire documentaire? Is het een moederboek, of veeleer een antimoederboek? Is het autobiografische getuigenisliteratuur, of veeleer autofictie? Is het een historische roman, een postkoloniale roman, een bildungsverhaal, een ontstaansgeschiedenis van het schrijverschap, een gebed? Bezonken rood is alles ineen, een uitzonderlijk samenspel waarvan de uitzonderlijkheid zelf een onderwerp vormt van de roman. In deze korte roman, een novelle haast, is alles met alles verbonden. Of preciezer: alles is ‘verkeerd verbonden’. 

De proloog, die titelloos is zoals alle hoofdstukken van het boek, kondigt al aan dat alles in alles is (de formulering is van Multatuli, een schrijver die voor Brouwers een belangrijke voorganger is). In de bijna spreekwoordelijk geworden formulering van Bezonken rood luidt die gedachte zo: ‘Niets bestaat dat niet iets anders aanraakt.’ De verteller is de schrijver Jeroen Brouwers, die in een oud aantekenboekje een zin terugvindt over de wind die beweegt wat hij aanraakt. Het beeld contrasteert met de opening van het eerste hoofdstuk. Daar beweegt immers niets, ‘alleen de mist’ tijdens de winterperiode van 1981, wanneer de moeder van de ik-figuur sterft. In het appartement van haar bejaardentehuis was ze alleen aan het eten, toen ze wegzakte. De verteller documenteert de banale omstandigheden van haar dood minutieus en toch afstandelijk. Al decennia lang is de verteller vervreemd van haar en wanneer ze hem opbelt, doet ze alsof ze verkeerd verbonden is. Het duurt niet lang voor de lezer begrijpt dat dat ‘verkeerd verbonden zijn’ de bestaansconditie is van de verteller. De angsten die hij dagelijks uitstaat, tracht hij te bedwingen met drank en medicatie.

Opgroeien in een interneringskamp

Dat het overlijdensbericht herinneringen bij de verteller losmaakt, is te zacht uitgedrukt. Het bericht doet de tektonische platen van zijn geheugen over elkaar heen schuiven. Wat onderaan zat, komt bovenaan te liggen. Zo is ook de vertelling van Bezonken rood opgebouwd. Naast de tijdslaag waarin de ik-figuur het overlijden verneemt, hij in het bezit komt van zijn moeders fotoalbums, haar crematie en de plechtigheid plaatsvinden, verschijnt het verhaal van Liza, die in een stadje boven een klokkenwinkel woonde. Met haar heeft hij ‘zes à zeven jaar’ voordien een relatie gehad. Wat er echter vooral dagzoomt, is de periode van de Tweede Wereldoorlog. Als kleuter is Jeroen Brouwers tijdens de Japanse bezetting van Nederlands-Indië ondergebracht in een kamp samen met zijn zus, moeder en grootmoeder. Het kamp Tjideng in Batavia diende als Japans interneringskamp voor vrouwen en hun jonge kinderen.

De roman documenteert de ontbering, de vernederingen en martelingen in het kamp vanuit het perspectief van de kleuter én dat van de verteller decennia later, dus in een delicate wisselwerking van vertekening en afstand. Wat de kleine jongen met de buitenmaatse tropenhelm ziet, tart de verbeelding: ‘Ik zag iedere dag dode mevrouwen: ze stuikten door hun benen tijdens de langdurige appèls in de hamerende hitte op het koempoelanplein.’ Hij ziet hoe zijn grootmoeder sterft en hoe zijn moeder geschopt en geslagen wordt. Voor de kleuter is het kamp echter ook een speelterrein, dat zelfs de basis legt voor zijn schrijverschap: hij leert er lezen. 

Aan die ervaring van de kleuter voegt de verteller de terugblik toe, die zowel historisch als persoonlijk is. Hij registreert de (historische) feiten, maar ontluistert ook resoluut het heersende, weemoedige verhaal dat overlevenden gewoonlijk vertellen. Door die benadering werd de roman omstreden bij critici en bij overlevenden van de kampen, en leidde hij tot felle discussies.

Hetzelfde en toch anders

Bezonken rood is echter niet zomaar kampliteratuur of een moederboek. De verschillende lagen van het verleden echoën elkaar immers, waardoor de roman niet te herleiden is tot een van die lagen. Veeleer gaat de roman precies over die resonanties, waarvoor de verteller een muzikale term gebruikt: octaviteit. In zijn studie De compositie van de wereld (1980) gebruikte de door Brouwers bewonderde schrijver Harry Mulisch de term voor het fenomeen dat iets tegelijk hetzelfde en anders kan zijn: dezelfde noot, maar een octaaf hoger. De roman van Brouwers zit vol met expliciete en impliciete octaviteit: parallellen tussen Liza en de moeder, Hitler en Hirohito, de Duitse concentratiekampen en de Japanse kampen in Nederlands-Indië, het kamp en het pensionaat. 

Omdat het kamp de moederband – de allereerste verbinding met de wereld – zo radicaal verstoort, is alles wat volgt ‘verkeerd verbonden’. Dat Bezonken rood die gedachte tastbaar maakt met literaire middelen, maakt het boek tot een klassieker in de Nederlandse literatuur.

  • Meer lezen

    Debergh, G. (red.) (2000). Brouwers in Brussel. VUBpress. 

    Vandenbroucke, J. (2015). Jeroen Brouwers. Het verhaal van een oeuvre. Atlas Contact.

    Verduin, L. (2021). Eenzaamheid in eindeloos meervoud. Het oeuvre van Jeroen Brouwers. Atlas Contact.