Skip to main content
Waar ben je naar op zoek?

Het leven en de dood in de ast

Stijn Streuvels
Canon 2025 1926, novelle

Stijn Streuvels was, vooral tijdens de eerste helft van de twintigste eeuw, een van de belangrijkste Vlaamse schrijvers. Hij ontving tal van literaire prijzen en bekroningen en werd meermaals voorgedragen voor de Nobelprijs. Het werk van Streuvels wortelt in de Vlaamse klei, maar is onversneden wereldliteratuur.

De romans De Vlaschaard (1907) en De teleurgang van de Waterhoek (1927) behoren, net als de novelle Het leven en de dood in de ast (1926), tot de hoogtepunten van zijn oeuvre. In Het leven en de dood in de ast volgen we gedurende een avond en een nacht het werk en de gedachtegang van drie arbeiders die werken in een ast, een droogoven voor cichoreiwortels. Ook een dakloze zwerver brengt er de nacht door en zal er tegen de ochtend sterven.

Tijdloos herkenbare mensen

Op deze eenvoudige verhaallijn poneert Streuvels zijn personages. Hij schetst hun verlangens, angsten, teleurstellingen, afgunst en hoop. Binnen het bestek van een korte novelle (al naargelang de editie beslaat ze niet meer dan 60 tot 90 pagina’s) slaagt hij erin om tijdloos herkenbare mensen te tekenen. Vooral hun onmacht om te ontsnappen aan de druk en de verwachtingen van de hun omringende wereld legt de brug naar een keurslijf dat ook lezers van vandaag niet vreemd kan zijn.

Een van de meest aangrijpende personages die Streuvels portretteert, is de arbeider Fliepo. In termen van vandaag zou Fliepo een mens met een verstandelijke beperking worden genoemd. Hij vindt geen woorden om te zeggen wat hij denkt en voelt. Het is een huzarenstuk van Streuvels om, uitsluitend door het denken en de dromen van Fliepo te schetsen, een complex personage neer te zetten dat altijd zwijgt. De andere personages mogen dan weleens denigrerend neerkijken op Fliepo, hij is onlosmakelijk deel van het geheel en dus een volwaardig mens.

Centraal in het boek bekrachtigt Streuvels die psychologische bespiegeling over de waarde van een mensenleven met een opmerkelijke metafoor. Wanneer de arbeiders in de ast een korte pauze hebben en even kunnen slapen, duiken de muizen op. Hun leefpatroon is een spiegelbeeld van dat van de mensen. Met onderdrukkers en onderdrukten, met slimmeriken, stiekemerds en vrijbuiters. Maar wanneer de uil zich van de nokbalk losmaakt en zich naar beneden stort om een paar muizen als prooi te verschalken, wordt duidelijk dat dood en noodlot in de muizenwereld even pertinent aanwezig zijn als in het mensenbestaan.

Een bijzondere taal in theatrale vorm

Het leven en de dood in de ast werd geschreven in het onnavolgbare idioom dat zowat alle boeken van Streuvels kenmerkt. Zij die zeggen dat het om ‘onleesbaar dialect’ gaat, hebben ongelijk. De taal van Streuvels is om te beginnen niet te verengen tot dialect. Streuvels put, om uit te drukken wat hij wil uitdrukken, uit alle registers van de taal en hij deinst er niet voor terug om zelf woorden te creëren wanneer hij dat nodig acht. Bovendien zijn ritme, alliteratie en woordklank essentieel in zijn schrijfstijl en geven ze een poëtische dimensie aan zijn proza. De archaïsche en eigenzinnige taal van Streuvels kan een drempel vormen om zijn werk te beginnen lezen, maar wie doorzet, zal een zeldzame stilistische meerwaarde ontdekken.

Het leven en de dood in de ast is opgebouwd als een klassieke theatertekst, met alle ingrediënten van dien. De tekstopbouw volgt een geijkte structuur met een expositio, een climax en een resolutie. Daarnaast speelt de kern van het verhaal zich af in een eenheid van tijd, plaats en handeling. Ook de lengte van de novelle komt overeen met die van een traditionele theatertekst uit het interbellum.

Streuvels heeft nooit onder stoelen of banken gestoken dat hij gehoopt had dat van Het leven en de dood in de ast een toneelvoorstelling zou worden gemaakt. Het is er tijdens zijn leven niet van gekomen. Wellicht vormt de onmisbare alleswetende verteller die de novelle een extra dimensie geeft een obstakel voor eventuele theatermakers. Maar ook de vele dromen van de personages die essentieel zijn in de novelle, kunnen niet gemakkelijk op een theaterscène worden geëvoceerd.

Die dromen spelen net een belangrijke rol in Het leven en de dood in de ast. Het werk van Sigmund Freud was Streuvels niet vreemd, en dus hoort de droom voor Streuvels bij het leven van de mens. 

Maar Streuvels introduceert de droom in zijn novelle ook als vehikel om flashbacks in het verhaal te weven. Een rechttoe rechtaan flashback was in de jaren twintig van de vorige eeuw geen gemeengoed in literair proza, en dus gebruikte vakman Streuvels dromen om anekdotes uit het verleden van zijn personages toe te voegen om zo zijn rijke mensenportretten te vervolledigen.