Pluk van de Petteflet
In een rood kraanwagentje komt een jongen de canon binnengereden, en daarmee zorgt hij voor een primeur: Pluk van de Petteflet is het eerste jeugdboek dat door de KANTL in de canon opgenomen wordt. Andere titels, zoals Van den vos Reynaerde en De kleine Johannes, werden wel vaker met kinderen gedeeld, maar Pluk van de Petteflet was van bij het begin als verhaal voor een jong publiek bedacht.
In 1968 maakten lezers van Margriet voor het eerst kennis met Pluk in een reeks verhalen en in 1971 verscheen het boek. Pluk sprak meteen tot de verbeelding: dit kind heeft niet alleen een auto, maar in het leegstaande zolderkamertje van de Petteflet vindt Pluk ook een eigen huis. Die vrijheid is hem niet door elke volwassene gegund. Vooral zijn onderbuurvrouw, de poetszieke mevrouw Helderder, wil Pluk weg. Hij trekt liever op met de andere buren, zoals de Stampertjes, waar hij gezellig frietjes kan eten en op de grond morsen. De grootste vrienden van Pluk zijn echter de dieren: de behulpzame duif Dollie en de kakkerlak Zaza, maar ook de eenzame heen-en weerwolf die zo blij is dat Pluk meevaart op zijn veerpont. Al die kleurrijke figuren houden lezers al decennialang geboeid.
Het (rebelse) kind centraal
Annie M.G. Schmidt (1911-1995) schreef met Pluk van de Petteflet een eigentijds jeugdboek dat steeds de kant van het kind kiest. Zijn vrijheid staat in contrast met de strenge opvoeding van Aagje, het dochtertje van mevrouw Helderder. Zij moet gekleed lopen in een keurig roze jurkje en mag niet met andere kinderen spelen. In een memorabele scène redt zij een bange eekhoorn uit een boom, waarbij ze helemaal smerig wordt. Pluk is rebels, maar met mate. Met zijn eigen huis lijkt hij op Pippi Langkous, maar hij is veel bescheidener en wint met zijn zachte karakter het hart van verschillende volwassenen. Voor kwetsbare dieren gaat hij door het vuur, zoals voor de muizen van De Torteltuin, een bos dat plaats moet maken voor een parkeerterrein. Dankzij zulke thema’s blijft het boek actueel, terwijl de les steeds met humor gepaard gaat. In de Torteltuin gaat mevrouw Helderder immers kopje-onder in een kikkerpoel.
Schmidt zorgde met verschillende boeken voor een frisse wind in de Nederlandstalige jeugdliteratuur. Nadat ze al enkele jaren voor Het Parool schreef, debuteerde ze in 1950 als jeugdauteur met Het fluitketeltje en andere versjes. Daarin stond onder andere het gedicht ‘Dikkertje Dap’, over een jongetje dat in alle vroegte de zoo bezoekt om van de nek van een giraf te glijden. In een periode waarin de kinderpoëzie vaak belerend was, zorgde Schmidt met haar fantasierijke en grappige gedichten voor verlichting. Soms klonk haar werk zelfs uitgesproken antiautoritair: in ‘Ik ben lekker stout’ (1955) weigert een kind om de beleefdheidsvormen te respecteren. Liever maakt het alles vrolijk vuil en roept het scheldwoorden.
Dit rebelse gedicht was een voorloper van de antiburgerlijke jeugdliteratuur die in de jaren zeventig opgang maakte. In die periode kreeg Schmidt ook kritiek, bijvoorbeeld op de verhalen over de buurkinderen Jip en Janneke, die ze vanaf 1952 publiceerde in Het Parool. Vooral de traditionele rollenpatronen riepen later weerstand op, net als de afwezigheid van echte conflicten of maatschappelijk relevante thema’s. In haar latere werk had Schmidt daar meer aandacht voor: zo gaat Minoes (1970) over milieuvervuiling en schetste ze in Otje (1980) een portret van een meisje dat telkens moet verhuizen omdat haar vader geen papieren heeft en driftbuien krijgt.
Pluk: iconisch in woord én beeld
Waarom haalde nu net Pluk van de Petteflet de canon? Volgens Harry Bekkering werkt canonisering bij jeugdboeken anders dan bij literatuur voor volwassenen: nostalgie speelt een belangrijke rol. Verschillende generaties zijn opgegroeid met Pluk van de Petteflet of hebben het boek gedeeld met hun (klein)kinderen; al sinds de jaren zeventig is het immers een geliefd voorleesboek. Bovendien is Pluk een herkenbaar hoofdpersonage. Dat helpt ook bij het canoniseren van jeugdliteratuur – denk maar aan Peter Pan, Pippi Langkous of Pinokkio. Wie aan Pluk denkt, ziet algauw het iconische beeld van het jongetje in zijn rode kraanwagentje
Maar het zijn toch vooral de literaire kwaliteiten van het boek, de esthetische waarde, de techniek in taal en ritme, en de originaliteit die doorslaggevend zijn. Met de keuze voor Pluk van de Petteflet wordt overigens niet alleen het werk van Annie M.G. Schmidt gewaardeerd, maar ook dat van illustratrice Fiep Westendorp. Andere klassiekers van Schmidt, zoals Minoes of Het Fluitketeltje, verschenen zonder Westendorps prenten. Bovendien kwam op Pluk – in tegenstelling tot Jip en Janneke – nooit veel kritiek. Pluk van de Petteflet is onmiskenbaar een kind van zijn tijd, maar dankzij de humor, kleurrijke figuren, aandacht voor de natuur en het wensvervullende karakter kan het boek nog steeds lezers van nu aanspreken.