Sinnepoppen
Het dagelijks leven als onderwerp voor de literatuur bleek een succesformule. In 1614 publiceerde de Amsterdamse koopman Pieter Roemer Visscher zijn Sinnepoppen. Waar veel zeventiende-eeuwse literatuur handelde over verheven zaken en was doorspekt met ingewikkelde mythologische verwijzingen, sloeg Roemer Visscher radicaal een andere richting in. Sinnepoppen is een dichtbundel van verrassende eenvoud: zwemmen, schaatsen, een onschuldig kinderspelletje; een kannetje, een houten vat of een roestend stuk gereedschap – Roemer Visscher wist als dichter de dingen om zich heen op een terloopse en broodnuchtere manier betekenisvol te maken. Ook in het ogenschijnlijk alledaagse schuilt steevast een diepere levensles, zo toonde hij zijn lezers.
Literaire puzzels
Roemer Visscher presenteerde zijn observaties in een populaire renaissancistische mal: het embleem, een bijzondere vorm van beeldpoëzie, herkenbaar aan een driedelige compositie. Emblemata (naar het Griekse woord voor mozaïekversiering) bestonden steevast uit een opschrift (motto), een afbeelding (pictura) en een onderschrift (subscriptio). Het was de taak van de lezer om deze drie elementen met elkaar in verbinding te brengen om zo de diepere betekenis, vaak een concrete levenswijsheid, te ontrafelen.
Als zodanig beantwoordde het embleem volmondig aan het aan Horatius ontleende klassieke credo utile dulci, dat onder veel vroegmoderne schrijvers hoogtij vierde. Goede literatuur moest tegelijkertijd nuttig en aangenaam zijn. Op speelse wijze leverden emblemen zo een actieve bijdrage aan de verspreiding van de vroegmoderne beschavings- en burgerschapsidealen.

De emblematiek was enigszins bij toeval in de jaren 1530 ontstaan. Het verhaal wil dat de Italiaanse dichter Andrea Alciato zijn nieuwe dichtbundel Emblematum liber, een verzameling Latijnse gedichten vergezeld van kernachtige spreuken, naar zijn drukker bracht, die besloot bij elk gedicht een afbeelding op te nemen, ongetwijfeld vanuit commercieel oogpunt. Het bleek een schot in de roos. Overal in Europa vond het genre navolging. Eerst in het Latijn, de taal van de intellectuele elite, maar al snel ook in vele volkstalen. Hierdoor kon een uitzonderlijk breed leespubliek meegenieten van de literaire puzzels.
Duizenden embleembundels zouden van de Europese persen rollen. Maar het absolute hoogtepunt bereikte de emblematiek in de Lage Landen, waar de economische en maatschappelijke omstandigheden voor een ideale voedingsbodem zorgden en de volkstalige emblematiek tot volle bloei zou komen.
Voor Jan en alleman
Ook Roemer Visscher speelde handig in op de aantrekkingskracht van het embleem en gaf er zijn eigen draai aan. Was het embleem aanvankelijk nog vooral een intellectualistisch spelletje, de Amsterdamse koopman vertaalde het genre naar het echte leven. Mythologische of allegorische figuren op de afbeeldingen maakten plaats voor het alledaagse. Roemer Visscher bedacht zelfs een Nederlands equivalent voor het Grieks-Latijnse woord emblema: ‘sinnepoppen’, een samenvoeging van ‘sinne’ (scherpe tekst) en ‘poppen’ (plaatjes). In het voorwoord bij Sinnepoppen waagde hij zich aan een definitie:
Sinnepop dat is een korte scherpe reden, die van Ian alleman, soo met het eerste aensien niet verstaen kan worden: maer even wel niet soo duyster datmer nae raden, jae of nae slaen moet: dan eyscht eenighe na bedencken ende overlegginge, om alsso de soetheydt van de kerle [kern] of pit te smaecken.
De lezer kreeg uiteindelijk 183 emblemen voorgeschoteld, verdeeld over drie inhoudelijke afdelingen of, zoals Roemer Visscher het zelf noemde, ‘schocken’ (‘zestigtallen’). De levenslessen, vaak opgehangen aan nog altijd herkenbare spreekwoorden en volkswijsheden, kregen een concreet en toegepast karakter. Roemer Visscher wees zijn lezers op de gevaren van spilzucht, losbandigheid en hoogmoed, en vaak werd de boodschap verpakt met een komische kwinkslag. Deze combinatie van het frisse en het frivole maakte van Sinnepoppen direct een groot succes. Via verschillende uitgaven – van fraai oblong formaat tot handzame duodecimo’s – vond de bundel zijn weg naar lezers uit alle lagen van de bevolking. Sinnepoppen werd een van de populairste literaire werken uit de zeventiende eeuw.
De heruitgave van 1620
Eén heruitgave van Sinnepoppen verdient bijzondere aandacht. Kort na het overlijden van Roemer Visscher in 1620 verscheen een nieuwe editie, bezorgd door zijn oudste dochter Anna.
Als editeur veroorloofde Anna zich veel vrijheden. Ze veranderde de indeling van de bundel door de tien emblemen over de liefde te verplaatsen naar een aparte sectie ‘Minnepoppen’. Ze vulde de vrijgekomen pagina’s met emblemen van eigen makelij. Daarnaast voorzag ze alle afbeeldingen van een tweeregelig vers in het Nederlands en onderwierp ze verschillende van haar vaders bijschriften aan een grondige herziening.
In sommige gevallen leverde ze zelfs volledig nieuwe teksten. Zeker op plaatsen waar haar vader de betekenis als vanzelfsprekend had ervaren (‘Dit is klaer ghenoegh om sonder uytlegghinghe te passeeren’) of als ze het simpelweg niet met haar vaders toelichting eens was. Een goed voorbeeld hiervan is het embleem ‘Wat ist anders als fray’. De korte prozatoelichting van Roemer Visscher luidde:
Een vrouwe, zingende muzieke en spelende op een luite, wordt wel geprezen om ’t gezelschap te vermaken, van de lichtvoetige vrijers; dan de verstandige minnaars, die naar vriendenraad horen en doen, zullen alzulke wel hogelijk, ja in de lucht verheffen met woorden, dan zij laten ze een ander trouwen, want AL TE WALGT.

Dat wil zoveel zeggen als: een vrouw die zingt en musiceert doet het misschien goed in een vrolijk gezelschap, maar er zal geen verstandige minnaar zijn die haar tot zijn vrouw zou nemen. Anna nuanceerde de boodschap: vrouwen die de hele dag niets anders doen dan dansen en zingen, zijn lichtzinnig; musiceren na gedane arbeid en tot genoegen van de echtgenoot, daar is niets mis mee. Zou Anna hier haar eigen artistieke praktijk legitimeren?
Anna’s bewerking van Sinnepoppen werd gepubliceerd onder de titel Roemer Visschers zinne-poppen; Alle verciert met Rijmen en sommighe met Proza door zijn dochter Anna Roemers.
Het was de eerste keer dat de naam van een vrouwelijke auteur op het titelblad van een wereldlijk literair werk verscheen. Haar bewerking werd door tijdgenoten met lof onthaald. Haar vrouwelijkheid speelde een prominente rol in de lof die haar werd toegezwaaid. Vondel prees haar door te benadrukken dat haar werk zo verfijnd was dat men nooit zou vermoeden dat het door een ‘maagd, noch van ’t geslacht der vrouwen’ geschreven was. Minder dubieus, althans in onze ogen, waren de woorden van Cats, die niet alleen haar kwaliteiten als zorgzame dochter, maar ook haar exceptionele redacteurschap roemde:
Die haren vader draecht, is heir en daer noch een,
Maar, die haer Vaders Boeck verbetert, ghy alleen.
Zo markeert dit hoogtepunt uit de Nederlandse emblematiek ook een belangrijk keerpunt voor het vrouwelijke schrijverschap in de Nederlandse literatuurgeschiedenis.