De avonden
Nederland is de hel op aarde. Dat kun je tenminste opmaken uit De avonden (1947), een roman waarin niets gebeurt. Gerard Reve beschrijft hierin de laatste tien dagen van het jaar 1946, zoals kantoorklerk Frits van Egters die beleeft.
Links
Frits heeft zijn gymnasiumopleiding niet afgemaakt, al heeft hij er wel een grote welbespraaktheid aan overgehouden. Hij woont in bij zijn ouders, op de eerste verdieping aan de Schilderskade 66 in Amsterdam. Die eerste verdieping voert je als lezer meteen binnen in de Nederlandse woningnood en krap bemeten flatjes. Het gehorige appartement van de familie Van Egters lijkt te bestaan uit een halletje, een closet of wc, een huiskamer, een zijkamer, een keuken, de slaapkamer van Frits en de ouderlijke slaapkamer, die met schuifdeuren van de huiskamer wordt afgesloten. Daarboven bevindt zich een zolder, waar de voorraad steenkool ligt. Kolen zijn een schaars goed in het nog maar net bevrijde Nederland; de kachel aanmaken en brandend houden is een weerkerend probleem in het boek.
Niet alleen kolen, ook voedingswaren staan op de bon. Gebakken uien en aardappelen vormen een vast onderdeel van het menu ten huize Egters, naast stokvis en roze vla. Met deze sobere ingrediënten weet Frits’ moeder toch smakelijke maaltijden te bereiden, dat vertellen althans de vrienden van Frits. Frits van Egters ontwaakt uit nachtmerries, ontbijt, gaat naar zijn werk, eet ’s avonds bij zijn ouders en bezoekt vrienden. Bij het inslapen droomt hij naar. Hij gruwt van de doofheid en de tafelmanieren van zijn vader. Zijn redderende moeder boezemt hem afwisselend ergernis en medelijden in. ‘Toen hij thuiskwam, vond hij zijn moeder duttend in de leunstoel. Hij bekeek haar en zei in zichzelf, geluidloos de mond bewegend: “Ik voel me vandaag beroerd. Maar laat ons om ons heen zien.
Sommige mensen worden reeds bij het begin van hun leven zwaar gestraft: zij worden als vrouw geboren. Frits van Egters, wijsgeer. Bladzijde tweeëntachtig.”’ Op eerste en tweede kerstdag heeft Frits vrijaf, maar zijn ouders vieren Kerstmis niet. Frits hoopt bij zijn vriend Victor wel een versierde kerstboom aan te treffen. Victor zag echter op tegen de aanschaf van ‘kaarsen en al die rommel’. Oudjaar viert de familie Van Egters wel. Frits’ moeder bakt oliebollen en ze heeft een feestelijke fles wijn gekocht. In een van de beroemdste scènes uit het boek blijkt echter dat ze zich appel-bessensap heeft laten aansmeren. In de laatste uren van het jaar vindt Frits de kracht om zijn ouders een soort vergiffenis te schenken.
Troosteloos en toch dolkomisch
De avonden, gepubliceerd in november 1947, maakte Nederlandse literatuurliefhebbers duidelijk dat de Tweede Wereldoorlog alle vormen van idealisme bij de jongere generatie gefnuikt had. Iedereen in het boek zwijgt ook in alle talen over die oorlog. Alleen Frits snijdt het onderwerp af en toe aan.
Reve oordeelt nergens, hij toont. Zijn taalgebruik vol stadhuiswendingen en archaïsmen contrasteert heerlijk met de miezerige situaties. Ook ironie en kurkdroog te berde gebrachte clichés missen hun effect niet. Dat maakt dit troosteloze boek dolkomisch.
Niet alle tijdgenoten dachten er zo over: voor sommige critici getuigde De avonden zonder meer van een zieke, verdorven geest.
Reve staat in de Nederlandse literatuur alleen, maar hij inspireerde heel wat jongere schrijvers zoals Joost Zwagerman en Generatie Nix. Zijn stijl blijft onnavolgbaar.