J.C. Bloem (1887-1966) is de dichter van het verlangen: van de fundamentele onvervuldheid ervan én van de afwezigheid van het verlangen, nog erger. Hij is slechts in schijn de dichter van de berusting.
Wat Bloem over de Italiaanse dichter Leopardi zei, kan ook over hemzelf gezegd worden: ‘Wie heeft er aangrijpender dan hij de bitterheid uitgesproken, die alle doekjes voor het bloeden ten spijt de kern van ieder en alle leven uitmaakt?’
Hij heeft niets nieuws gezegd, geen nieuwe vormentaal uitgevonden. Hij heeft de mislukking van elk leven, de vergankelijkheid van alles genadeloos in eenvoudige, tijdeloze woorden uitgedrukt. De paradox is dat die woorden een zekere troost lijken te brengen. Dat heeft met de feilloze vormvastheid van zijn verzen te maken. De verwoording is onontkoombaar. Iemand moest het zo zeggen. Het is voortaan gezegd. Noem dat dan maar ‘klassiek’:
Toen ik jong was, bestond ik in vormen
Van het leven dat komen zou:
Een vervoerend de wereld doorstormen,
Een lied en een eindlijke vrouw.
Het is bij dromen gebleven;
Ik heb, wat een ander ontsteelt
Aan het immer weerbarstige leven,
Slechts als mogelijkheden verbeeld.
Bloem huwde Clara Eggink, die twintig jaar jonger was, kreeg een zoon met haar en scheidde. Ook in zijn professioneel leven vond hij geen standvastigheid. Hij had verschillende baantjes: hij was redacteur bij de NRC, tot hij ontslagen werd, en werd toen griffier in enkele provinciesteden. In het gedicht ‘Dichterschap’ heeft hij het over ‘onnozele plichten’.
Toch liet de notoire luiaard die Bloem was uiteindelijk meer dan duizend bladzijden kritieken, essays en aforismen achter. Hij kreeg de literaire prijzen die ertoe doen, de Huygensprijs, P.C. Hooftprijs en de Prijs der Nederlandse Letteren.
Zijn wereldbeeld was dat van een volbloed reactionair: ‘Iedere verandering is een verslechtering, zelfs een verbetering.’ Het interbellum ging hem al niet meer af, en uiteindelijk vond alleen de periode voor de Eerste Wereldoorlog (zijn eigen jeugd) genade in zijn ogen. Van pacifisten en ‘humanitair’ geïnspireerde kunstenaars moest hij niet weten. Zelfs wie zich niet in zijn standpunten kan vinden kan niet anders dan toegeven dat hij het helder formuleert.
Als dichter beperkte Bloem zijn oeuvre een jaar voor zijn dood uiteindelijk tot honderdeenenzestig gedichten. Daarvan zijn er zeker een dertigtal die wij niet zouden willen missen. Meer dan genoeg.
Op deze pagina vind je audio- en videofragmenten over J.C. Bloem.
Meer weten?
Kijk eens op deze pagina van de KB over Bloem of deze pagina over de auteur in het pantheon van het Literatuurmuseum.
Voor de leraar:
Beeld van J.C. Bloem door Titus Leeser in Paasloo
Citaat uit 'De Dapperstraat' op een gevel in de Dapperstraat te Amsterdam